U bent hier: Home Cat. nr. 10
Document acties

Cat. nr. 10

Theodoor van Thulden
(‘s-Hertogenbosch 1606 – 1669 ‘s-Hertogenbosch)

De opvoeding van Frederik Hendrik 1649


10.-De-opvoeding-van-Frederik-Hendrik.-Theodoor-van-Thulden.jpg


Doek, 320 x 205 cm (westarm, noordwand rechtsboven)
Van Gelder 1948/1949, nr. 12; Peter-Raupp 1980, nr. 9; Loonstra 1985, nr. 10; RGD 2001, nr. 11; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. X


1. Beschrijving
De jeugdige Frederik Hendrik is gekleed in een rijk versierd rood bovenkleed en heeft een donkere baret met veer op het hoofd. Hij houdt een boek en een zakdoek in de hand en richt de blik op een grote perkamentrol, die Mercurius voor zijn ogen ontrolt. Op het stuk perkament is een plattegrond van een vesting afgebeeld. Direct achter Frederik Hendrik staat Minerva, die met haar linkerhand zijn aandacht vestigt op de plattegrond, terwijl haar andere hand op zijn schouder rust. Achter de perkamentrol, aan de voet van een obelisk, ligt een opengeslagen boek met geometrische figuren. Rechts op de grond bevinden zich naast een gesloten foliant een haan en een schildpad. Meer naar links staat een globe met daarvoor een sferische driehoek. De centaur Chiron, achter Minerva, richt een pijl en boog schuin naar boven. Op zijn rug zit een jongen met blonde lokken. Deze figuren zijn minder sterk belicht, terwijl Frederik Hendrik en de twee hem vergezellende goden het volle, van rechts vallende licht vangen. De voorstelling is omgeven door een zwarte rand.

2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering 
2.1.1. drager
Doek, bedoekt. Twee verticale banen: linkerbaan ca. 107,5 cm, rechterbaan ca. 106,8 cm. Zelfkanten: langs linkerrand.

Weefseldichtheid:
linkerbaan  15 (14-16) verticale draden/cm en 14,43 (13,5-16) horizontale draden/cm
rechterbaan 14,6 (13,5-16) verticale draden/cm en - horizontale draden/cm
Vanwege de bedoeking was slechts een gering aantal tellingen mogelijk. Gezien de overeenkomsten in het aantal verticale kettingdraden/cm is het mogelijk dat beide banen uit dezelfde rol doek afkomstig zijn.

2.1.2. grondering
Eén gronderingslaag die loodwit en een weinig omber bevat (10/32 = fig. 1).

cat_nr_10_fig_01 htbs10x32_BF200x.jpg
fig. 1. Dwarsdoorsnede uit de donkere blauwgroene bossage rechts (10/32).
Op de grondering bevindt zich een grijsblauwe verflaag met smalt, loodwit, houtskoolzwart en vermiljoen. In het bladgroen (laag 3) is loodwit met blauwe pigmenten gebruikt, zowel azuriet als vivianiet. Het smalt in laag 2 en het vivianiet in laag 3 zijn ontkleurd.
3. blauwgroene verflaag met azuriet, vivianiet, loodwit en bruine aarde (ca. 15
µm)
2. grijzige verflaag met loodwit,  houtskoolzwart, smalt (gedeeltelijk verkleurd) en vermiljoen (ca. 30
µm)
1. grondering: loodwit en weinig omber (max. 45
µm)

2.1.3. spanraam
Bij de bedoeking in de negentiende eeuw werd het oorspronkelijke spanraam vervangen door een spieraam. Dit spieraam is iets zwaarder van uitvoering dan het oorspronkelijke spanraam, maar heeft wel dezelfde vorm met één horizontale middenregel en een rechterstijl met een puntig geprofileerde zijkant.

2.1.4. opspanning van het doek
 
Het bedoekweefsel is met spijkers op het spieraam bevestigd. Bij de bedoeking zijn de oude spanranden van het oorspronkelijke doek deels afgesneden. Dit is niet gebeurd langs de linkerrand. In deze oorspronkelijke doekrand met zelfkant zijn gaatjes van de opspanning van de grondeerder en van de opspanning op het originele raam in de Oranjezaal aangetroffen. 

2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
De ondertekening bestaat uit een snelle, met penseel uitgevoerde schets waarmee de figuren globaal zijn aangegeven. Lijnen van de ondertekening zijn op veel plaatsen zichtbaar, zoals in Frederik Hendriks hand op het boek en in de hand van Minerva op diens schouder. Een dwarsdoorsnede (10/30) uit de lijn voor de hand van Frederik Hendrik, toont aan dat voor de ondertekening een bruine verf is gebruikt van bruine, oranje en rode pigmenten en loodwit.
De onderschildering is op verschillende plaatsen zichtbaar, vooral in de achtergrond. De centaur Chiron en de jongen op zijn rug zijn gemodelleerd met transparante bruine verf, evenals de voorwerpen op de voorgrond, de wapenrusting en het witte hemd van Minerva. Ook het haar en enkele schaduwen in de huidtinten van de hoofdfiguren zijn met transparant bruin voorbereid. Dit is te zien bij de ogen, neus, mond en hals (fig. 2) van Minerva, onder de oksel van Mercurius en bij de haargrens van Frederik Hendrik (fig. 3). Een dwarsdoorsnede uit de hals van Minerva (10/31) toont aan dat de bruine verf gemengd is uit zwarte, bruine, okerkleurige en wat rode pigmenten. De schaduwen in de onderarm van Mercurius (10/29) en de rechterarm van Minerva (10/34 = fig. 7) zijn daarentegen onderschilderd met huidkleur. De lichte huidtinten van de hoofdfiguren zijn voorbereid met een dekkende laag huidkleur, waarvan de kleur per huidtype verschilt.

De donkere rok van Minerva is met donkerbruine verf onderschilderd (10/33 = fig. 6). Heldergekleurde partijen zijn in gedempte kleuren voorbereid. Zo is langs de contouren van het felrode bovenkleed van Frederik Hendrik een dunne, bruinrode onderlaag te zien. Het blauw van de lucht is met grijs onderschilderd uit loodwit, houtskoolzwart, gele aarde, omber en smalt (2001/53). Onder de groene bosschage rechts in de achtergrond zit een blauwgrijze verf van loodwit, koolstofzwart, smalt en vermiljoen (10/32 = fig. 1). Dit lijkt de onderschildering te zijn voor de bomen, hoewel niet is uit te sluiten dat het de opmaakverf voor de lucht betreft; hiervoor blijkt hetzelfde mengsel te zijn gebruikt (2001/53). In dat geval zou hier de onderschildering voor de lucht afwezig zijn.

2.2.2. opmaak
Van Thulden gebruikte bij het opmaken van de blauwe lucht, de groene bomen (fig. 1) en het rode bovenkleed van Frederik Hendrik fellere kleuren dan in de onderschildering. In de lucht hebben onderschildering en opmaakverf overwegend dezelfde pigmenten, maar in de bovenste verflaag zit meer smalt, minder gele aarde en bovendien wat rood pigment. Het rode bovenkleed is eerst met dekkend rood gemodelleerd waarna de schaduwen zijn aangezet met een rood glacis van brazielhout (10A14). Terwijl vrijwel de gehele voorstelling op de onderschildering in een of  hooguit twee verflagen is uitgewerkt, heeft de donkere rok van Minerva een complexe opbouw. Een dwarsdoorsnede (10/33) laat zien dat op de bruine onderschildering, die mogelijk uit twee lagen bestaat, nog eens een zwarte laag en twee donkerbruine lagen liggen, welke echter oorspronkelijk groen lijken te zijn geweest (fig. 6; zie ook 2.2.4. veroudering). Waarschijnlijk had de schilder deze drie verflagen nodig voor het schilderen van plooien. Hij heeft in de onderste lagen van deze partij tot tweemaal toe een transparante uithaallaag gebruikt om tijdens het schilderen het donkere verfoppervlak te verzadigen, zodat de toon en plooival weer goed zichtbaar werden.

De lichte en middentonen van de huidtinten van de hoofdfiguren zijn uitgewerkt met dekkende huidkleur. Hierop is plaatselijk een dunne roze laag aangebracht, zoals in de hals van Minerva (fig. 2), en in andere passages dekkende roze toetsen en lijnen, zoals langs de vingers en oren (fig. 3). De schaduwen zijn op verschillende manieren tot stand gekomen. In sommige partijen is de bruine transparante onderschildering zichtbaar gelaten. Bij de warme en zeer bleke schaduwen in de onderarm van Mercurius is op de huidkleurige onderschildering een transparant bruin aangebracht dat bestaat uit loodwit en rode, bruine en oranje aardpigmenten (10/29). De donkere schaduw in de arm van Minerva is verkregen door op de voorbereiding in huidkleur twee donkerbruine transparante lagen aan te brengen (10/34 = fig. 7). In de koele halfschaduwen in de lichamen is aan de huidtint een weinig zwart pigment toegevoegd. In de hals van Minerva is de koele halftoon echter bereikt door een lichte opmaakverf dun over de transparante bruine onderschildering te verdrijven (10/31; fig. 2).

cat_nr_10_fig_02.jpg
fig. 2. Detail met de hals van Minerva. In de blauwachtige halfschaduw schemert de bruine onderschildering door de dunne lichtere verf er bovenop. In de lichte zone van Minerva’s hals is als laatste plaatselijk een dunne roze verf aangebracht, zoals ook is gebruikt voor de huid van de nimfen in Venus in de winkel van Vulcanus (cat. nr. 12).

Van Thulden werkte de diverse passages in het schilderij niet altijd even gedetailleerd uit en ook liet hij de onderschildering in wisselende mate zichtbaar. Zo is de bosschage in de achtergrond schetsmatig en met verdunde verf aangeduid. Ook Chiron en het kind op zijn rug zijn slechts losjes opgemaakt, waardoor de onderschildering hier een belangrijke rol speelt in het eindresultaat. De passages die in de voorstelling veel nadruk krijgen zijn het meest uitgewerkt. Zo is Frederik Hendrik heel precies opgemaakt met verdreven, dekkende verf die de onderschildering bijna overal afdekt (fig. 3). Alleen zijn beschaduwde voeten zijn schetsmatig aangegeven. Het gezicht van Frederik Hendrik krijgt extra aandacht doordat het scherp omrand is met een brede groene lijn die is samengesteld uit loodtingeel, sferisch kopercarbonaat (verditer), smalt, loodwit en krijt (waarschijnlijk een gele lak) (10A13). Ook de lichamen van Mercurius en Minerva zijn ver uitgewerkt, hoewel minder dan Frederik Hendrik. De haan en de voorwerpen op de voorgrond zijn eveneens scherp gedefinieerd.

cat_nr_10_fig_03.jpg
fig. 3. Detail met het gezicht van Frederik Hendrik.
Het gezicht is precies uitgewerkt met dekkende verven die vloeiend in elkaar zijn verdreven. Alleen bij de haargrens is de transparante bruine onderschildering zichtbaar. Langs het oor zijn rode accenten gezet. Het profiel is geaccentueerd met een scherpe en brede groene contour.

In de huidtinten heeft Van Thulden de verf meestal glad verdreven, terwijl hij in de helmen, pluimen, het harnas en het paardenlichaam van Chiron de kwaststreek gebruikte om de vormen te modelleren. De verf is in het schilderij dun opgebracht; slechts hier en daar is ze enigszins pasteus, zoals in de glanslichten van het metaal.
De zwarte rand die de voorstelling omlijst is geschilderd met houtskoolzwart in een oliebindmiddel (10A16). Deze verf dekt de onderliggende lagen niet helemaal af, waardoor plaatselijk te zien is dat de rand tot ongeveer een halve centimeter over de verf van de voorstelling is geschilderd. Het zwart wordt nergens overlapt door de gekleurde verf. Kennelijk werd de rand pas in een laat stadium van het schilderproces aangebracht, maar gezien de ruimte die ervoor werd gelaten, was hij wel vanaf het begin voorzien.

2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
Tijdens het doodverven is de ondertekening soms niet gevolgd, onder andere in de handen van Frederik Hendrik en Minerva. Ook liep het gewaad van Frederik Hendrik oorspronkelijk door tot net boven de enkel. De kop van de haan en de krul in het perkament zijn wat omhoog gebracht. Tijdens het opmaken zijn er eveneens wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de onderschildering. De donkere rok van Minerva werd links bovenaan iets verbreed, want de donkere verf is over het been van het kind op de rug van Chiron geschilderd. Ook is de positie van de voet van Frederik Hendrik veranderd en is boven de globe een stok weggeschilderd. In het verfoppervlak zijn de eerdere versies goed zichtbaar.

2.2.4. verouderingsverschijnselen
Oorspronkelijk was de lucht waarschijnlijk feller blauw. In een dwarsdoorsnede zijn namelijk zowel blauwe als doorzichtige grijze smaltdeeltjes aanwezig (2001/53), die suggereren dat het smalt deels is ontkleurd. Het beschaduwde deel van de rok van Minerva doet zich nu voor als een egaal donker vlak, dat vrijwel zonder overgang doorloopt in de benen van Chiron en het beschaduwde deel van Frederik Hendriks gewaad. De leesbaarheid van deze passage wordt nog verminderd door een geprononceerd craquelé. Alleen links bovenaan, waar de rok is verbreed en de donkere verf dun is aangebracht over het been van de jongen op de rug van Chiron, is de plooival nog zichtbaar (fig. 4). In de rest van de rok zijn alleen met een fel licht met moeite nog wat plooien waar te nemen. De rok was oorspronkelijk waarschijnlijk (olijf?)groen (10/33), want de verf bevat voornamelijk gele lak met zwart, vivianiet, azuriet en rood pigment. Het vivianiet en de gele lak hebben hun kleur verloren. Bovendien is de verf sterk nagedonkerd, wat kan zijn veroorzaakt doordat de schilder vijf donkere verflagen over elkaar heeft aangebracht, waarvan de verflagen van de opmaak veel bindmiddel bevatten en de twee bruine onderschilderinglagen met olie of vernis zijn uitgehaald (fig. 6). Ook in het bladgroen combineerde Van Thulden azuriet met het instabiele vivianiet (10/32 = fig. 1). Dit pigment is ontkleurd; het bladgroen is dus (ietwat) verschoten.

cat_nr_10_fig_04.jpg
fig. 4. Detail van de rok van Minerva.
Er is een plooi te zien bij de bruine verf die het been van de jongen op de rug van Chiron overlapt. Deze wordt onherkenbaar waar de rok uit meerdere donkere verflagen is opgebouwd.


2.3. signatuur en opschriften
2.3.1. signatuur
rechtsonder op het boek: T. vTulden. fec. / A0 1649 (vT aan elkaar)

2.3.2. opschriften
geen

2.3.3. opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
noordwand links, rechts 195/165 cm boven de vloer:
…]opvoeding
...]ulden
…]Bray

2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis (Mireille te Marvelde)
Op het schilderij werden sporen van behandelingen uit verschillende periodes aangetroffen. Aan de linker- en de rechterrand was een dunne, streperige vernis te zien. Deze liep door onder de deklijsten tot op de om het raam geslagen randen van het doek. De vernis was zo dun aangebracht dat het moeilijk met het blote oog te zien was, maar de analyses van verfmonsters toonden dit aan. Het betreft de eerste vernislaag die op de schilderijen in de Oranjezaal werd aangebracht. De dikke, glanzende vernis die met de meest recente restauratie op het gehele schilderij werd aangebracht, liep niet door onder de deklijsten en is dus aangebracht terwijl het schilderij zich in de wand bevond.

Het schilderij was bedoekt met een was-harsbedoekingsspecie, een methode die pas in het midden van de negentiende eeuw gangbaar werd. De volgende observaties hebben echter tot de conclusie geleid dat deze bedoeking al aan het begin van de negentiende eeuw werd uitgevoerd.
Ten eerste was het doek met veel was-hars op primitieve wijze aan het originele doek geplakt, zonder dat de kleefstof met behulp van warmte was verdeeld en was ingedrongen in het originele doek. De primitieve uitvoering duidt niet op een doordachte methode. De was-harsbedoeking werd als zodanig pas in het midden van de negentiende eeuw ontwikkeld.
Ten tweede was de oxidatiegraad van het hars het hoogst van alle geanalyseerde was-harsmonsters van bedoekte schilderijen in de Oranjezaal. Dat doet vermoeden dat de bedoeking veel eerder heeft plaatsgevonden dan de andere bedoekingen in de Oranjezaal, die dateren vanaf het midden van de negentiende eeuw tot de twintigste eeuw.
Ten derde bleek uit bestudering van verfdwarsdoorsnedes uit overschilderde partijen, dat de bedoeking van dezelfde datum is als de oudste overschildering. Deze oudste overschildering bevat zeer grof pigment, terwijl een latere overschildering, die van de eerste wordt gescheiden door een laag vernis, heel regelmatige fijne pigmentdeeltjes vertoont. In de loop van de negentiende eeuw zien we een tendens naar het steeds fijner en regelmatiger worden van de pigmentdeeltjes. Uit de verfmonsters van de met zekerheid in 1855 te dateren overschilderingen op Van Honthorsts
  Het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia van Solms (cat. nr. 26), blijkt dat de verf die toen werd gebruikt uit heel fijne pigmentdeeltjes bestond. De grove pigmentdeeltjes in de oudste overschildering in De opvoeding van Frederik Hendrik ondersteunen de gedachte dat deze overschildering, evenals de bedoeking, ruim voor het midden van de negentiende eeuw moet zijn uitgevoerd. Tot slot bevond zich op de was-harsbedoekingsspecie, op de onderrand van het schilderij, een paarse lijn die afkomstig is van een overschildering van de deklijsten uit het midden van de negentiende eeuw.

Na het verwijderen van de bedoeking tijdens de recente restauratie bleek dat de achterzijde ooit gedeeltelijk van een zwarte verflaag was voorzien. Deze bevindt zich binnen de latten van het oorspronkelijke raam, wat erop duidt dat het doek voor deze behandeling niet was afgespannen. Duidelijk zichtbaar was dat er vóór het aanbrengen van de zwarte laag een grote lap op de achterzijde moet hebben gezeten. Deze diende ter afdekking van gaten in het doek, maar werd bij de bedoeking verwijderd. Op de plaats waar de lap zat ontbreekt namelijk de zwarte laag. Het is niet duidelijk of de lap en de zwarte laag tijdens eenzelfde behandeling, die plaatsvond vóór de bedoeking, zijn aangebracht.

2.4.2.
 conditieopname voor de jongste behandeling
De lucht en de rechterhelft van het lichaam van de centaur waren ernstig beschadigd, vermoedelijk door waterschade. Een groot deel van de lucht was verscheidene malen overschilderd (fig. 5). Het verfoppervlak had geleden onder de doublering en vertoonde opvallend lange barsten. Langs het craquelé was kleinschalig verfverlies opgetreden, dat vermoedelijk is ontstaan toen de verf bij doublering werd platgedrukt. De opgekrulde en gerafelde randen langs grote gaten in het doek in de lucht waren niet afgevlakt, maar met verf bedekt, waardoor ze in het oppervlak zichtbaar bleven. Resten van de lijm, waarmee de lap op de achterzijde ooit was bevestigd, hadden door krimp ernstige deformaties in het doek veroorzaakt.

cat_nr_10_fig_05.jpg
fig. 5. UV-opname van de lucht en het lichaam van Chiron.
Een groot deel van het verfoppervlak bestaat uit retouches.


2.4.3. jongste behandeling
De uitdaging van deze behandeling was om de in het verleden toegebrachte, onomkeerbare schade technisch te minimaliseren en het schilderij esthetisch te harmoniseren in het ensemble. De haalbaarheid van deze ingreep zou bepalen of het schilderij teruggeplaatst kon worden op de oorspronkelijke plek, die sterk frontaal licht krijgt.
Het schilderij werd behandeld in de SRAL-werkplaats te Rolduc (Kerkrade) zodat de behandeling van de drager met behulp van de bedoekingstafel (warmte en vacuum) kon worden uitgevoerd. Het schilderij werd eerst schoongemaakt volgens de gangbare methodiek en de voorkant werd over het gehele oppervlak beschermd met een facing (gampi, thylose 3%). De achterkant werd ontdaan van het oude bedoekingslinnen, wasresten en dierlijke lijm.
De deformaties werden geplaneerd met vocht en vacuum (tot 60 mb en temp. tot 38o oC). De lacunes in het doek werden gevuld met inzetstukken van geprepareerd linnen en de randen nogmaals geplaneerd met een elektrische spatel. Het voorgewassen doubleerlinnen werd voorzien van twee lagen Plextol (30% D369, 70% D541 en 1% Rohagit SD15 als emulgator) die, na droging, met ethanoldampen geregenereerd werden. Het schilderij werd op dit voorbehandeld doubleerlinnen geplaatst en onder vacuum (80 mb) verlijmd. Het doek werd opgespannen en met nieuwe spieën 2 mm uitgespied. Gevuld werd met een mengsel van was (omwille van de hechting op een ondergrond die door de oude doublering nog met was geïmpregneerd was) en krijt. De retouches werden eerst op de toon van de grondering ingekleurd met gouache en verder met Paraloïd B72 geretoucheerd. De zeer gehavende staat van minimaal 50% van het verfoppervlak stelde hoge eisen aan het restauratorenteam, maar na een proef in de zaal kon besloten worden dat de picturale integratie voldoende tot stand was gekomen om terugplaatsing op de historische plek te rechtvaardigen. Een gematteerde vernis (damar met SiO2 in white spirit) werd tot slot met de kwast aangebracht.
RestauratorenJvO, PM, BS; AS en BSch (beiden r.i.o.).

3. Documenten en bronnen
3.1.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3.1.1. geschreven bronnen
1. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen in het handschrift van Post met aantekeningen van Huygens (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 6, 7):‘8. het onderwijs door pallas en mercurius aen sijn hoogh.’

2. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen uit de middelste rang in het handschrift van Van Campen (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 8, 9): ‘B opvoeding door palles en mercurius inde letteren matematike en oorloogs bouwconst onderweesen.’

3. KHA, E 9 a, 1 b: ingekomen en minuten van uitgegane stukken inv. nr. 35: 1946: ingekomen stukken: Van Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie
(H. Gerson) aan de Intendant, 22.05.1946, ad nr. 25, 2 en 3. Van Thulden: ‘…"de prinsen Maurits en Frederik Hendrik, terugkeerend uit den slag bij Nieuwpoort", en dezelfde: "de onderwijzing van Frederik Hendrik (nr.10)". Deze schilderijen zitten boven aan de zijde van de Japansche zaal. Volgens de beschrijving van Van Dijk moesten ze de plaatsen verwisselen. Deze fout is nu niet hersteld, omdat het schilderij met de ‘Onderwijzing van Frederik Hendrik’ beschadigd is en door herplaatsing op zijn oorspronkelijke plaats in het volle licht zou komen te staan. Maar misschien is het toch goed, dat u op deze fout wijst, in de hoop, dat de schilderijen na een restauratie weer op hun oorspronkelijke plaats zouden kunnen komen'.

3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
geen

4. Commentaar
De 1649 gedateerde Opvoeding van Frederik Hendrik is het eerste schilderij dat Van Thulden voor de bovenste rij van de Oranjezaal maakte. In Van Campens lijst met onderwerpen van de schilderijen staat het omschreven als de ‘opvoeding door palles en mercurius inde letteren matematike en oorloogs bouwconst onderweesen’. Geheel in overeenstemming met deze omschrijving wordt Frederik Hendrik door Minerva en Mercurius begeleid bij zijn opvoeding in de letteren (het gesloten boek op de grond), de vestingbouwkunst (de plattegrond van de vesting) en de mathematica (het geopende boek met geometrische figuren). De centaur Chiron met een kind op de rug, die niet door Van Campen wordt genoemd, sluit aan bij het pedagogische onderwerp van het schilderij. Chiron stond immers bekend als de opvoeder van antieke helden als Achilles, Theseus, Heracles en Iason. Peter-Raupp identificeert het kind op de rug van de centaur als Frederik Hendrik.1 Hiertegen spreekt echter dat Frederik Hendrik al een keer in het schilderij is afgebeeld en dat het tweemaal voorkomen van eenzelfde personage in één voorstelling in de zeventiende eeuw zeer ongebruikelijk was. Veel waarschijnlijker is dat het een van de antieke helden betreft die door Chiron werd opgevoed, alhoewel niet duidelijk is om wie het specifiek gaat. Het motief van de centaur met kind op de rug verwijst naar Frederik Hendriks toekomstige status als held, evenals Van Thuldens Smidse van Vulcanus (cat. nr. 11) en het uitzoeken van de wapens van Aeneas in diens Venus in de winkel van Vulcanus (cat. nr. 12) refereert het aan Frederik Hendriks toekomstige militaire successen. Dat Chiron zijn pijl naar de hemel richt kan bovendien emblematisch worden geduid als beeld van talent en moeite, twee nuttige eigenschappen voor de studie. Ook de haan (scherpzinnigheid) en de schildpad (voorzorg en deugd) komen de studie ten goede. De obelisk op de achtergrond verwijst naar de vorstenroem.2

Het onderwerp van het schilderij werd niet alleen door Van Campen opgevoerd, maar komt ook voor in de lijst van Post. Beide zijn op een onbekend tijdstip opgesteld, hoogstwaarschijnlijk voordat de opdrachten werden verstrekt voor de schilderijen van de bovenste rij. Opvallend is dat de plaatsing van het schilderij in de Oranjezaal in deze twee lijsten verschilt. Terwijl Van Campen De opvoeding van Frederik Hendrik  op de zuidwand van de westarm situeert, is het werk door Post op het tegenoverliggende wandvak, de noordwand in de westarm geplaatst. Vóór de meest recente restauratie bevond het schilderij zich op de eerstgenoemde plaats links. Dit was echter niet de oorspronkelijke plaatsing, hetgeen al in 1946 door Gerson naar voren werd gebracht. In een brief aan de intendant van Huis ten Bosch, naar aanleiding van de terugkeer van de Oranjezaal-schilderijen uit de schuilplaats waar ze tijdens de Tweede Wereldoorlog waren ondergebracht, vestigde Gerson er de aandacht op dat volgens de beschrijving van Jan van Dyk in 1767 De opvoeding van Frederik Hendrik  rechts en Frederik Hendrik en Maurits als veldheren met in het verschiet de slag van Vlaanderen (cat. nr. 09) links van de westwand behoorden te hangen. Gersons aanwijzing werd bij het terugplaatsen van de doeken in 1946 niet gevolgd. Pas bij de recente restauratie werd besloten beide schilderijen weer op de oorspronkelijke plaats in de Oranjezaal terug te hangen.

Naast de al door Gerson aangehaalde beschrijving van Van Dyk in 1767, zijn er ook andere argumenten aan te voeren voor de oorspronkelijke positie van de twee schilderijen. Volgens de instructies van Van Campen moest het uitgebeelde licht in de schilderijen overeenstemmen met de werkelijke richting van het licht in de Oranjezaal, dat door het raam in de zuidwand naar binnen valt. Van Thuldens Opvoeding heeft van rechts invallend licht, terwijl in Willeboirts Bosschaerts Frederik Hendrik en Maurits als veldheren het uitgebeelde licht van links komt. Op grond van die richting van het licht moet de Opvoeding oorspronkelijk rechts, en Willeboirts Bosschaerts schilderij links van de westwand zijn voorzien. Die plaatsing wordt nog eens bevestigd door de zeventiende-eeuwse opschriften van Pieter Post op de muren van de Oranjezaal. Op de noordwand van de westarm staat op de muur achter De Brays Deel van de triomfstoet, met muzikanten en veroverde vaandels (cat. nr. 14) ‘…]opvoeding / ...]ulden / …]Bray’ geschreven. Tot slot bevatten ook de ramen, waarop de twee schilderijen zijn opgespannen, een aanwijzing voor de oorspronkelijke plaatsing. De zijkant van de ramen die in de Oranjezaal aan de pilasters grenzen is namelijk zonder uitzondering puntig geprofileerd – zo ook bij deze ramen. Bij Frederik Hendrik en Maurits als veldheren is dit de linkerkant, bij de Opvoeding de rechterkant. In overeenstemming met de gangbare plaatsing van de puntig geprofileerde zijkanten naast de pilasters, moet de Van Thulden oorspronkelijk rechts hebben aangesloten op het pilastervak noordwest en moet de Willeboirts Bosschaert links hebben gegrensd aan het pilastervak zuidwest. Het spieraam van de Opvoeding is weliswaar niet origineel, maar is wel vervaardigd naar het originele spanraam. Aan de vouwen in de spanranden van het doek is namelijk te zien dat de puntig geprofileerde kant van het oorspronkelijke spanraam zich aan dezelfde zijde bevond als bij het nieuwe spieraam.

De datum van de verwisseling is niet gedocumenteerd, maar deze moet hebben plaatsgevonden na Jan van Dyks beschrijving in 1767 en vóór een anonieme beschrijving van de schilderijen in de Oranjezaal uit 1821, waarin beide voor het eerst op de verkeerde plaats worden vermeld. Vóór deze plaatsverandering had de Opvoeding ernstige schade opgelopen door lekkage in de noordwesthoek van de Oranjezaal in de achttiende eeuw. Waarschijnlijk is de schade verergerd door een ongedocumenteerde, amateuristisch uitgevoerde was-harsbedoeking, die na Jan van Dyks behandeling in 1767 en voor of hoogstwaarschijnlijk in 1806 moet hebben plaatsgevonden. De bedoeking kan eigenlijk geen echte was-harsbedoeking worden genoemd, omdat er geen sprake is van een doordachte gefaseerde methode, zoals we die vanaf het midden van de negentiende eeuw kennen. Het doek is met veel was-hars op primitieve wijze aan het originele doek geplakt, zonder dat de kleefstof middels warmte is verdeeld en heeft kunnen indringen in het doek.3 
Wanneer deze behandeling plaatsvond is niet gedocumenteerd. In ieder geval was voor de bedoeking vereist dat het schilderij van zijn plaats werd gehaald. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat dit in 1806 is gebeurd. Toen werd de westwand ingrijpend verbouwd en waren de werkzaamheden van dien omvang dat we kunnen aannemen dat de Opvoeding werd verwijderd, bedoekt en op de tegenoverliggende muur teruggehangen. Wellicht was de slechte toestand zelfs de reden van de verwisseling. Op de oorspronkelijke plaats van Frederik Hendrik en Maurits als veldheren hing het schilderij veel minder in het licht, waardoor  het beschadigde verfoppervlak van de Opvoeding minder zichtbaar was. Om dezelfde reden werd het schilderij na de Tweede Wereldoorlog niet op zijn oorspronkelijke plek teruggehangen.

Het schilderij moet echter ook vóór de was-harsbedoeking al tenminste een keer eerder uit de wand zijn gehaald, hetgeen blijkt uit een zwarte verflaag die tijdens de recente restauratie onder de doublering werd aangetroffen. Waarschijnlijk was deze bedoeld als vochtbarrière. Vóór het aanbrengen van de zwarte laag moet een grote lap op de achterzijde hebben gezeten, want op die plaats was de zwarte verf afwezig. De lap, die had gediend om gaten in het doek te dichten, was verwijderd toen de bedoeking werd uitgevoerd. Als het aanbrengen van die lap en de zwarte verf niet tijdens dezelfde behandeling hebben plaatsgevonden, dan moet het schilderij vóór de bedoeking dus al tweemaal uit de wand gehaald zijn. Uit de verschillende behandelingen – het aanbrengen van de lap, het aanbrengen van de zwarte verflaag, de verwijdering van de lap en de bedoeking van het schilderij – kan bovendien geconcludeerd worden dat het vochtprobleem geen eenmalig incident was. De afwezigheid van vergelijkbare schade op Frederik Hendrik en Maurits als veldheren , dat zich hoogstwaarschijnlijk sinds 1806 bijna twee eeuwen op de plaats van De opvoeding heeft bevonden, geeft aan dat de bouwkundige problemen in de noordwesthoek na 1806 waren opgelost.

Door de behandelingen in het verleden is het verfoppervlak in slechte conditie. Er zijn sterke, lange craquelures die doorlopen over de grenzen van de partijen en in de lucht is veel verf verloren gegaan (fig. 5). Daarnaast heeft ook de natuurlijke veroudering verschillende veranderingen in het verfoppervlak veroorzaakt. Zo is het voor de lucht gebruikte blauwe pigment smalt deels ontkleurd, waardoor de intensiteit van deze passage is verminderd. Een felblauw lijkt echter nooit de bedoeling te zijn geweest, want het smalt is gemengd met loodwit, houtskoolzwart, rood pigment en gele oker. De (olijf?)groene rok van Minerva is sterk verouderd. Enerzijds is er sprake van verbleking van gele lak en vivianiet, maar bovendien is de verf sterk verdonkerd, waarschijnlijk door het gebruik van bindmiddelrijke verven (fig. 6). Tegenwoordig vertoont deze zich als een egaalbruin vlak dat vrijwel zonder overgang doorloopt in de benen van Chiron en het beschaduwde deel van Frederik Hendriks gewaad. De leesbaarheid van de partij wordt nog verminderd door een geprononceerd craquelé. De plooival is nu alleen nog zichtbaar in een kleine zone links bovenaan waar de rok is verbreed en de donkere verf dun is aangebracht over het been van het kindje op de rug van Chiron (fig. 4).

cat_nr_10_fig_06a htbs10x33 200x.jpg
fiig. 6a
cat_nr_10_fig_06b htbs10x33 200xuv.jpg
fig. 6b
fig. 6. Dwarsdoorsnede uit de kleding van Minerva (10/33) in normaal licht (6a) en UV-licht (6b).
Deze dwarsdoorsnede toont dat de schilder een bruine onderschildering gebruikte met daarop enkele bruine verflagen, die bij SEM-analyse veel krijt en bovendien vivianiet bleken te bevatten. Laag 4 en 6 zijn zeer bindmiddelrijk. Laag 2 en 3 zijn de onderschildering. Laag 5 is waarschijnlijk een zwarte verf, mogelijk is hiermee een plooi geschilderd.

6. bindmiddelrijk bruin: vooral krijt (gele lak) en verder koolstofzwart, rood aardpigment, azuriet en een beetje vivianiet (ca. 10 micron)
5. zwart (?): houtskoolzwart, wat rood (ca. 6
µm)
4. bindmiddelrijk bruin: vivianiet, krijt (gele lak) (deels verzeept?), bruin, organisch rood, houtskoolzwart (ca. 20
µm)
uithaallaag
3.donkerbruin (onderschildering?): loodwit, houtskoolzwart, rode organische pigmenten, bruin, rode aarde (ca. 8
µm)
uithaallaag
2. bruine onderschildering: bruin, houtskoolzwart, loodwit, geel, oker, rood aardpigment(ca. 8
µm)
1. grondering: loodwit en omber


Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
In de techniek zijn er behalve veel overeenkomsten ook enkele verschillen tussen Van Thuldens hoog geplaatste Opvoeding van Frederik Hendrik  en zijn schilderijen in de onderste rij. Dat betreft in het bijzonder de onderschildering van de schaduwen bij de figuren. Op veel plaatsen gebruikte hij hiervoor transparante donkerbruine verf, net als bij de schilderijen in de onderste rij (cat. nrs. 11, 12, 29). Deze partijen zijn, net als beneden, heel dun uitgewerkt, zodat de onderschildering zichtbaar bleef. Daarnaast gebruikte Van Thulden in de Opvoeding  echter nog een andere opbouw voor schaduwen, die we in de schilderijen uit de onderste rij nergens tegenkomen. De schaduwpartij werd daarbij eerst met dekkende lichte huidkleur onderschilderd en vervolgens opgemaakt met een of meerdere transparante bruine lagen voor de gewenste schaduwtoon. Dit treffen we aan in de bleke schaduw in de arm van Mercurius en ook in de diepe schaduw van Minerva’s rechterarm (fig. 7). Bij deze laatstgenoemde, zeer donkere passage had een bruine onderschildering meer voor de hand gelegen. Mogelijk koos Van Thulden voor een huidkleurige onderschildering omdat de schaduw in de arm grenst aan de donkere rok die ook met donkerbruin is onderschilderd.

cat_nr_10_fig_07a 10x34links-200xsc.jpg
fig. 7a
cat_nr_10_fig_07b 10x34links-200xuv.jpg
fig. 7b
fig 7. Dwarsdoorsnede uit de schaduw van Minerva’s arm (10/34) in normaal licht (7a) en UV-licht (7b).
De dwarsdoorsnede uit de schaduw van Minerva’s arm laat zien dat onder het zichtbare bruine glacis een huidkleurige onderschildering aanwezig is. Het bruine glacis is opgebouwd uit twee verflagen.
4. bruin glacis: bruin, rood (vermiljoen?), organisch rood, loodwit (2-6 µm)
3. bruin glacis: (organisch) bruin, loodwit, houtskoolzwart, organisch rood, gele oker (20-26 µm)
2. huidkleurige onderschildering: lichtbruine verf uit loodwit, gele oker, organisch rood, fijn rood, bruin en zwart (6-10 µm) 
1. grondering: loodwit en omber (max. 45 µm)


Van Thulden heeft de contouren in dit schilderij, net als in De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan (cat. nr. 16) boven de toegangsdeur, nadrukkelijker aangezet dan in zijn schilderijen in de onderste rij. Wel varieerde hij evenals in zijn andere doeken de kleur, scherpte en dikte van de contourlijnen om sommige passages meer nadruk te geven (zie hierover in het bijzonder cat. nrs. 12 en 16). De mensen en voorwerpen op de voorgrond zijn vrijwel overal omrand met scherpe donkere lijnen, terwijl vormen die minder aandacht krijgen diffuse en bleke contouren hebben. Van Thuldens subtiele en gevarieerde gebruik van contouren is goed te zien bij de wijzende rechterhand van Minerva en de arm van Mercurius daarachter (fig. 8). Het profiel van Frederik Hendrik is aangezet met een opmerkelijke scherpe en brede, felgroene baan die afsteekt tegen de lichtgrijze draperie die van Minerva’s schouder afhangt (fig. 3).4 Omdat dwarsdoorsnede-onderzoek uitwijst dat deze draperie aan de beschaduwde zijde links van Frederik Hendrik oorspronkelijk groenig was, maar van kleur is verschoten door veroudering van de gebruikte gele en blauwe pigmenten, is het aannemelijk dat de grijze stof die over Minerva’s arm hangt ook een groene kleur had, hoewel het verfoppervlak op het oog geen tekenen van verkleuring vertoont.

cat_nr_10_fig_08.jpg
fig. 8. Detail met de hand van Minerva en de arm van Mercurius.
De hand van Minerva op de voorgrond kent sterke licht-donkercontrasten en is helemaal omrand met scherpe donkerbruine lijnen. De hand en arm van Mercurius zijn juist vloeiend gemodelleerd en de contourlijnen zijn lichter en meer verdreven waardoor ze meer wijken. 

De lichtrichting in het schilderij komt globaal overeen met de werkelijk lichtval van rechts in de Oranjezaal. Van Thulden heeft de lichtrichting echter niet in alle delen van de voorstelling consequent vanuit één punt doorgevoerd. De centaur Chiron en het kind op zijn rug worden door een schuiner invallend licht beschenen dan de hoofdfiguren. Ook het soort licht is niet overal hetzelfde. Alle drie de hoofdfiguren zijn weliswaar sterk uitgelicht, maar terwijl Minerva en Frederik Hendrik donkere schaduwen hebben, zijn die in het lichaam van Mercurius zeer bleek. Dat laatste geldt ook voor Chiron en het kind op het tweede plan. Van Thulden heeft in dit schilderij dus niet, zoals in zijn vier doeken in de onderste rij (cat. nrs. 11, 12, 23 en 29) één specifiek soort licht uitgebeeld. De lichtbehandeling versterkt de ruimtewerking en vestigt mede daardoor de aandacht op de jonge Frederik Hendrik en de beschermend over hem heen gebogen Minerva. Deze figuren zijn in de voorstelling eveneens het meest dekkend en precies uitgewerkt.

De voorstelling is omlijst met een brede zwarte rand. Hoewel die pas in een laat stadium van het schilderproces is aangebracht, was deze omlijsting wel vanaf het begin voorzien. Van Thulden liet namelijk bij het schilderen van de voorstelling een brede rand onbeschilderd. Dergelijke zwarte randen zijn in de Oranjezaal verder alleen te vinden in twee schilderijen van Gerard van Honthorst, die zich eveneens in de bovenste rij bevinden (cat. nrs. 27 en 28). Deze schilderijen dateren ook uit 1649 terwijl de andere doeken in de bovenste rij een latere datum dragen of ongedateerd zijn, maar hoogstwaarschijnlijk wel na 1649 ontstonden. Vermoedelijk werd in de loop van dat jaar afgezien van een dergelijke donkere omlijsting, want in de latere schilderijen uit de bovenste rij ontbreekt er elk spoor van. De zwarte randen zouden bedoeld kunnen zijn als een eerste aanzet voor een ebbenhouten schilderijlijst, een type lijst dat in de jaren dertig, veertig en vijftig van de zeventiende eeuw in de Nederlanden populair was.5  In zeventiende-eeuwse Nederlandse kabinetstukken vanaf de jaren 1640 komen ook geschilderde ebbenhouten lijsten als trompe-l’oeil voor.6

In de Oranjezaal zou de suggestie van een reeks ingelijste schilderijen, net als de boog met zwikken bij de werken in de onderste rij, gediend kunnen hebben ter verhoging van het illusionistische effect.7  Vooral in Italië, maar ook in Frankrijk, waren dergelijke trompe l’oeils van ingelijste schilderijen, die in Italië 'quadri riportati' werden genoemd, een populair onderdeel van decoratieprogramma’s. Een beroemd voorbeeld is de kolossale frescoschildering van Annibale Carracci in de Galleria van het Palazzo Farnese te Rome (1597-1602). Een interessante opmerking van Nicolas Poussin (1594-1665) over de hier aanwezige trompe l´oeils van ingelijste schilderijen werd opgetekend door de Engelse oudheidkundige en kunstliefhebber Richard Symonds (1617-1692?): ‘But the Gallery of Farnese is una Galleria finta, adornd. with stucchi & quadri Rapportati. Those quadri rapportati there is liberty of differente lights. Els all the stucchi & imitacon of statues receive their light as from the windows which are underthem’.8 
Symonds merkt dus een verschil op tussen de belichting in de
quadri riportati , waarin de belichting niet gebonden is aan het werkelijke daglicht, en de rest van de decoratie, waarin dit wel het geval is. Van Thulden lijkt, zoals boven vermeld, de belichting in de Opvoeding met zwarte rand in de bovenste rij minder strikt toe te passen dan in zijn schilderijen uit de onderste rij, waarin de lichtrichting en het type licht bepaald zijn door hun plaats in de Oranjezaal. Dat zou kunnen samenhangen met de oorspronkelijke intentie om in de bovenste rij illusionistisch ingelijste schilderijen te plaatsen. Weliswaar is de zwarte omlijsting in de latere schilderijen uit de bovenste rij niet verder doorgevoerd, toch blijkt de vrijere lichtbehandeling wel gecontinueerd. Dit is bijvoorbeeld het geval in Van Thuldens De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan uit 1651 (cat. nr. 16). Naast van voren invallend licht, dat overeenkomt met de lichtrichting in de zaal, wordt het groepje jongens op de voorgrond door van rechtsachter invallend licht beschenen.

De plaatsing van ingelijste schilderijen boven een triomfpoort, zoals weergegeven in de Oranjezaal, weerspiegelt de vormgeving van werkelijke triomfbogen die werden gebruikt bij feestelijke intochten.9 Bij een van de triomfbogen, de Arcus Caroli, die in Gent werd opgesteld ter ere van de blijde intocht van Kardinaal Infant Ferdinand op 28 januari 1635, bevinden zich drie boogvormige doorgangen en daarboven aan de voor- en achterkant drie ingelijste schilderijen met scenes uit het leven van keizer Karel V naar ontwerp van Gaspar de Crayer.10  Deze indeling doet sterk denken aan de wandindeling van de Oranjezaal en het is denkbaar dat Huygens, Van Campen en Amalia van Solms op de hoogte waren van dit Zuidnederlandse voorbeeld, dankzij de rijkgeïllustreerde uitgave van deze blijde intocht die in 1636 verscheen.11 



[1]

Peter-Raupp 1980, p. 63; Kolfin 2013 (1), p. 65.

[2]

Zie voor een uitgebreide bespreking van de iconografie: Peter Raupp 1980, nr. 9.

[3]

Het feit echter dat al zo vroeg was-hars gebruikt is en dat dit het enige ooit aangetroffen schilderij is waarop een vóór 1861 aangebrachte was-harsbedoekingsspecie nog aanwezig was, leverde belangrijke informatie voor het onderzoek naar de geschiedenis van de was-harsbedoeking en de invloed daarvan op schilderijen.

[4]

Zie over Van Thuldens weergave van contouren in de Oranjezaal: Van Eikema Hommes 2005 (1).

[5]

Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 208-209. Over zeventiende-eeuwse schilderijenlijsten: Van Thiel 1995, pp. 11-25 en cat. nrs. 7, 23, 24, 25 en 26.

[6]

Bijvoorbeeld: Rembrandt, Meisje in een schilderijlijst, 1641, doek 104 x 76 cm, Koninklijk Kasteel, Warschau.

[7]

Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 208-209.

[8]

Beal 1984, p. 297.

[9]

Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 209-214.

[10]

Vlieghe 1972, cat. nrs. A 44-53 en afb. 46-47. Zie ook Van Eikema Hommes 2013 (3), p. 209, afb. 27-28.

[11]

Becanus 1636.

Datum laatste wijziging: 20-02-2015 12:54