U bent hier: Home Cat. nr. 12
Document acties

Cat. nr. 12

Theodoor van Thulden
(‘s-Hertogenbosch 1606 – 1669 ‘s-Hertogenbosch)

 Venus in de winkel van Vulcanus 1650


12.-Venus-in-de-smidse-van-Vulcanus.-Theodoor-van-Thulden.jpg


Doek, 384 x 237,5 cm (westarm, westwand rechtsonder)
Van Gelder 1948/1949, nr. 3; Peter-Raupp 1980, nr. 3; Loonstra 1985, nr. 6; RGD 2001, nr. 17; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. XII


1. Beschrijving
Vergezeld door haar nimfen zit Venus op een goudbrokaten doek en een guirlande van rozen. Zij is getooid met een diadeem in het blonde haar en houdt met beide handen een rijk gedecoreerde gouden helm met pluimen omhoog. Aan haar voeten zitten twee nimfen, waarvan de voorste met een rood kleed om de heupen naar een harnas reikt, dat samen met andere wapenrusting rechts op de voorgrond ligt opgetast. Met haar linkerhand pakt deze nimf een glanzend en spiegelend schild dat van achter door een andere nimf wordt opgehouden. Schuin achter Venus wendt een nimf haar gezicht naar boven. De kleine trompet in haar opgeheven hand wijst naar een gevleugelde putto met een lier in zijn handen. Deze putto zweeft in de lucht, evenals een op de rug geziene putto schuin boven hem, op wiens knie een luit rust. De bleekroze figuren worden van links belicht. Zij bevinden zich voorin een nis, waarin links in het donker een slinger met rozen is te ontwaren en nog meer wapenrusting, waaronder een schild, dat wordt opgehouden door een op de rug geziene figuur. 

2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering 
2.1.1. drager
Doek. Doekmaat: 391,2/392,5 x 259,3 cm. Drie verticale banen: linkerbaan ca. 113,5 cm; middelste baan 114,5 cm; rechterbaan ca. 31,5 cm. Zelfkanten: langs de linkerrand en langs de naden; rechter doekrand eenmaal omgevouwen en vastgezet met een overhandse steek. 

Weefseldichtheid:
linkerbaan 15,10 (14,5-15,5) verticale draden/cm en 11,65 (10,5-13) horizontale draden/cm
middelste baan 15,25 (14,5-15,5) verticale draden/cm en 11,90 (10,5-13) horizontale draden/cm
rechterbaan 14,41 (13,5-14,5) verticale draden/cm en 12,55 (11,5-13,5) horizontale draden/cm
Gezien het ongeveer gelijke aantal verticale kettingdraden en de identieke spreiding komen de linker- en de middelste baan hoogstwaarschijnlijk uit dezelfde rol doek. De afwijking van de smalle rechterbaan is zodanig, dat deze afkomstig lijkt te zijn uit een andere rol.

2.1.2. grondering
Eén gronderingslaag, die loodwit, een weinig krijt, vrij veel omber en enkele zwarte pigmentdeeltjes bevat (2001/20 en 2001/21). In een dwarsdoorsnede (2001/20) is met aankleuring olie aangetoond en dierlijke lijm in de voorlijming. 

2.1.3. spanraam
oorspronkelijk grenenhouten spanraam
formaat: ca. 384 x ca. 238 cm

2.1.4. opspanning van het doek
De spanranden bevatten de gebruikelijke sporen van de opspanning van de grondeerder, het positioneren van het doek en het opspannen met touwtjes op het huidige raam. Daarnaast vertoont de linkerrand met zelfkant ook een serie van telkens drie gaatjes, die, evenals bij cat. nr. 11, lijken te zijn ontstaan door het aanbrengen van een verticaal stokje met daarnaast een spijker. De grijze verf waarmee het vooraanzicht van de boog is geschilderd en die op veel plaatsen doorloopt tot aan de rand van het doek, is om deze drie gaatjes heen aangebracht. Daarom is het waarschijnlijk dat deze constellaties van drie gaatjes te maken hebben met het opspannen van het doek door Van Thulden, die daarmee het uitscheuren van de doekrand wilde voorkomen. Rechts, waar in de doekrand een zoompje is aangebracht, ontbreekt deze serie van drie gaatjes; door het zoompje zag de schilder hier geen gevaar voor uitscheuren. 

2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
De ondertekening is een snelle, met penseel uitgevoerde schets in bruine verf, waarmee de figuren globaal zijn aangegeven. Lijnen van de ondertekening schemeren op diverse plaatsen door de verflaag heen, zoals in de knieholte en de tenen van Venus en in het lichaam van de rechter putto. Uit een dwarsdoorsnede van een schetslijn ter hoogte van diens middel blijkt dat de schilder hiervoor een bruine verf gebruikte, bestaande uit omber, loodwit, heel fijne rode aarde, wat organisch rood pigment en transparante deeltjes (6/4 = fig. 1). De lijnen registreren duidelijk bij infraroodonderzoek (met CCD) (fig. 4).

cat_nr_12_fig_01 - 6x4-200xsc.jpg
fig. 1. Dwarsdoorsnede in lijn van de ondertekening ter hoogte van het middel van de putto rechts (6/4).
De verf van de ondertekening bestaat uit een mengsel van pigmenten. Over de donkere lijnen ligt een huidkleur.
3. lichte huidkleur: witte matrix met loodwit, rode aarde, (houtskool)zwart, krijt (gele lak?), omber, silicaten, en rode lak (ca. 20
µm)
2. ondertekening: lichtbruine matrix met omber, loodwit, heel fijne rode aarde, houtskoolzwart, krijt en wat organisch rood pigment (ca. 10
µm)
1. grondering met fijne omber (max. 25
µm)

In de onderschildering bepaalde Van Thulden globaal het modelé en de kleur van de figuren. De achtergrond, het wapentuig en de belangrijkste schaduwpartijen in de lichamen zijn met dun opgebrachte, transparante bruine verf onderschilderd (fig. 5). Aan het verfoppervlak zijn deze bruine ‘wassingen’ op veel plaatsen zichtbaar. De bruine verf bevat bruine en gele aardpigmenten, zwart, loodwit en krijt, in wisselende verhoudingen, afhankelijk van de gewenste toon en kleur (2001/20, 2001/21 en 6/1, 6/7 = fig. 5). De belichte passages in de lichamen zijn met bleke huidkleur onderschilderd. Ook sommige mildere schaduwzones in de lichamen van de nimfen zijn met huidkleur voorbereid (6/8). Van Thulden heeft op deze doodverf enkele lichaamsvormen met bruine verf en penseel door middel van lijnen aangegeven, zoals de borsten van de nimf met de trompet (fig. 2 en 3; 6/5b). Niet alle lijnen die door de verf schemeren zijn dus deel van de ondertekening. 

cat_nr_12_fig_02.jpg
fig. 2. Detail van de nimf met trompet.
Op de crèmekleurige onderschildering heeft de schilder met enkele lijnen de vorm van de borsten aangeduid. Vervolgens is plaatselijk roze en witte verf dun opgebracht. De dikkere witte verf die Van Thulden in andere lichamen gebruikte om de crèmekleurige en roze verf in elkaar te doen versmelten, is hier niet aangebracht.

cat_nr_12_fig_03 - 6x5b-200xsc.jpg
fig. 3. Dwarsdoorsnede uit de donkere lijn onder de rechterborst van de nimf met trompet (6/5b).
De lijn is zichtbaar doordat ze slechts door een halftransparante verf wordt bedekt. De lijn ligt op een onderschildering voor het incarnaat en maakt dus deel uit van deze onderschildering, niet van de ondertekening.
4. halftransparante verflaag: loodwit,  klein beetje rood, bruin (8-14
µm)
3. lijn van de borst: bruine en rode pigmenten (max. 6
µm)
2. onderschildering: loodwit, gele en rode organische pigmenten, rood, houtskoolzwart en bruin (ca. 24
µm)
1. grondering: loodwit, omber, een rood en een zwart deeltje (max. 50
µm)

2.2.2. opmaak
Bij het opmaken van de voorstelling begon Van Thulden met de achtergrond, waarin hij de vormen van de putti en nimfen globaal uitspaarde (fig. 4).

cat_nr_12_fig_04.jpg
fig. 4. Infraroodopname van de rechter putto.
De lijnen van de ondertekening zijn heel goed zichtbaar. De opname laat ook duidelijk zien dat donkere verf van de achtergrond voor een groot deel onder de putto doorloopt. De grove contouren van de donkere achtergrondverf - vooral duidelijk zichtbaar in de draperie links onder de putto - laten zien dat de schilder deze met een brede kwast zal hebben aangebracht.


Tijdens het uitwerken van de huidtinten liet Van Thulden de kleur van de onderschildering vaak meewerken in het eindresultaat. Bij de nimfen is in de lichte partijen over de bleke huidkleurige voorbereiding plaatselijk een roze verf dun aangebracht, zodat de doodverf erdoorheen blijft schemeren. Met verdreven witte verf maakte de schilder vervolgens zachte overgangen tussen de verschillende huidtinten. In de schaduwen is roze en soms ook grijze en bruine verf dun aangebracht zodat de bruine doodverf erdoorheen schemert (fig. 6). In sommige halfschaduwen zijn de verflagen zo dun dat zelfs de grondering is te zien. Bij de knieholte van Venus verlevendigt dit de schaduwen (fig. 7). Echter niet alle zachte schaduwpartijen zijn met transparant-bruin gedoodverfd, zo hebben de schaduwen in de rechterarm van de nimf met trompet een huidkleurige voorbereiding (6/8). De schaduwen zijn vervolgens verkregen door over deze huidkleur een transparant-bruin aan te brengen. Bestudering van het verfoppervlak met de stereomicroscoop laat zien dat bij koele, roze huidkleuren wat zwart pigment aan de roze verf is toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld te zien bij de ribben van Venus en het gezicht van de nimf achter haar. De verf is steeds glad verdreven, zelfs in felle lichthoogsels, zoals van het wapentuig op de voorgrond.

In de voorstelling zijn lichamen en voorwerpen heel verschillend uitgewerkt. Terwijl Van Thulden sommige passages tot in details modelleerde, suggereerde hij andere vormen slechts met lijnen en losse toetsen. Eenzelfde afwisseling zien we ook bij Van Thuldens andere werken in de Oranjezaal, waarbij doorgaans vormen op de voorgrond, in het centrum van de compositie of sterk uitgelichte vormen het meest uitgewerkt zijn. Ook bij deze voorstelling met Venus is de schilder volgens dit principe te werk gegaan. De putti bovenin zijn op de doodverf, en zelfs direct op de grondering geschilderd met losse roze toetsen en hun vormen zijn meer met verf getekend dan gemodelleerd. De vrouwen in het centrum zijn met meer nuancering weergegeven en de doodverf is meer afgedekt. Maar ook binnen deze groep zijn er verschillen. De rug van de nimf met de rode doek is zeer precies en dekkend uitgewerkt. Ook Venus is subtiel gemodelleerd en haar huidtinten zijn in elkaar verdreven. Alleen haar beschaduwde linkerarm, buiten het centrum van de compositie, is weinig uitgewerkt (fig. 6). Het beschaduwde gezicht van de nimf achter het schild is heel tekenachtig en bestaat uit weinig meer dan een bruine doodverf met roze droge verf, die zeer dun is verdreven. Met donkerbruine verf zijn neus, wenkbrauwen en ogen aangegeven.
In de romp van de achterste nimf zien we onsamenhangende roze vlekken op de crèmekleurige doodverf (fig. 2). De dekkende witte verf die Van Thulden in de andere lichamen als laatste aanbracht om de crèmekleurige en roze verven te verdrijven, lijkt bij deze figuur te ontbreken. Wel gebruikte hij een zeer dunne witte verf waar onderliggende lagen, zoals de lijnen onder de borsten, nog doorheen schemeren (fig. 3 en 5).

cat_nr_12_fig_05 - 6x7-400xsc.jpg
fig. 5. Dwarsdoorsnede uit de beschaduwde voet van de putto rechts (6/7).
Op de grondering ligt de bruine doodverf en daarop de huidkleur.
3.  huidtint: grof loodwit, grof zwart, (vermiljoen)rood, transparante brokken (ca. 20
µm)
2.  bruine transparante doodverf: loodwit, bruin pigment, weinig zwart pigment (6-12
µm)
1.  grondering: loodwit, omber, transparante brokken, deeltje zwart (6-32
µm)

Vrijwel alle contouren van lichamen en voorwerpen zijn met lijnen aangezet. Deze lijnen variëren sterk in dikte, kleur en scherpte; afhankelijk van de mate van uitwerking van de vormen, de aard van het voorwerp, en de lichtrichting. De schetsmatige passages zijn omrand met donkerbruine, vrij dikke lijnen die losjes zijn getrokken. In het centrum van de groep vrouwen waar de lichamen genuanceerd zijn uitgewerkt, zijn slechts hier en daar donkerbruine lijnen gebruikt en zijn de contourlijnen meestal pastelkleurig. De lijnen dragen bij aan de suggestie van een zachte vrouwenhuid. De wapenuitrusting op de voorgrond is omrand met dunne, scherpe, donkergrijze lijnen die goed passen bij het weergegeven van harde metalen oppervlakken. Bij de vrouwenlichamen zijn de lijnen aan de beschaduwde zijde donkerder en scherper getrokken, zoals langs Venus' romp en rechterbeen. Langs de belichte vormen zijn de lijnen vaak licht en meer diffuus en hier en daar ontbreken ze, zoals is te zien langs Venus’ heup. Deze variatie versterkt het volume van de figuren en daarmee de dieptewerking binnen de voorstelling. 

2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
Tijdens het opmaken is de positie van enkele ledematen van de vrouwen iets verschoven ten opzichte van de ondertekening en de onderschildering. Zo is de hand met trompet van de achterste nimf meer naar linksboven geplaatst en de linkerarm van de nimf aan de linkerrand naar links. Deze vormen overlappen de donkere verf van de reeds opgemaakte achtergrond. Bij de linkerborst van de achterste nimf en de schouder van de nimf met schild heeft de schilder gezocht naar de juiste positie. De enige grote verandering in de compositie is het naar boven verplaatsen van de linker putto. Enkele centimeters onder de huidige, insectachtige vleugeltjes van deze putto zijn bij infraroodonderzoek lichte vlekken te zien van de uitsparingen van eerdere vleugels in een lagere positie. Oorspronkelijk blijkt hij dezelfde vleugels te hebben gehad als de putto rechts.

2.2.4. verouderingsverschijnselen
Het bladgroen in de guirlandes is fletsgroen van kleur. Dit is te wijten aan het gebruik van pigmenten die snel ontkleuren. Voor het groen mengde van Thulden het blauwe pigment vivianiet (waarschijnlijk) met gele lak (krijt geïdentificeerd) en wat loodtingeel en loodwit, wat rode oker, wat smalt en houtskoolzwart (6/6).

2.3. signatuur en opschriften
2.3.1. signatuur
langs de bovenkant van het schild rechtsonder: T. van Tulden fec / Ao . 1650

2.3.2. opschriften
geen

2.3.3. opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
westwand midden 200/180 cm boven de vloer: ‘Ceverding – parnassus / Venus’ 

2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis
nadere gegevens niet beschikbaar

2.4.2. conditieopname voor de jongste behandeling
Het spanraam en het doek zijn in oorspronkelijke staat bewaard gebleven. De opspanning van het doek was goed. De grondering en verflagen hadden een goede hechting en er werden geen scheuren of lacunes waargenomen. De lichte partijen zijn in het verleden meer schoongemaakt dan de donkere delen; op de donkere delen waren meer vernislagen aanwezig dan in de rest van het schilderij.

2.4.3. jongste behandeling
Geheel conform de gekozen methode.
Restauratoren: EM; AS, IV (beiden r.i.o.).

3. Documenten en bronnen
3.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3.1.1. geschreven bronnen
Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen in het handschrift van Post met aantekeningen door Huygens; onbekende hand met aanvullingen door Huygens; Van Campen met aanvullingen door Huygens (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 6, 7): ‘3. de winckel van vulcaen daer venus komt van waapens uyt soecken’.

3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
geen

4. Commentaar
In 1650 vervaardigde Van Thulden Venus in de winkel van Vulcanus als tegenhanger van de een jaar eerder gedateerde Smidse van Vulcanus (cat. nr. 11) aan de andere kant van de haard. De samenhang tussen deze schilderijen is al in de omschrijving door Pieter Post bij de plattegrond van de Oranjezaal aangegeven: ‘de winckel van vulcaen daer venus komt van waapens uyt soecken’. De twee werken vormen dus geen onderdeel van de triomfstoet die voorbijtrekt in de andere schilderijen van de onderste rij in de Oranjezaal en zijn dan ook niet van een triomfpoort voorzien. Het onderwerp van beide schilderijen is gebaseerd op het achtste boek van de Aeneis van Virgilius en verwijst naar de toekomstige militaire successen van Frederik Hendrik (zie cat. nr. 11). De wapenrusting die op het andere schilderij is gesmeed voor Venus’ zoon Aeneas, wordt hier met zorg geselecteerd door de godin. 

Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
In Venus in de winkel van Vulcanus  heeft Van Thulden, net als in De smidse van Vulcanus, een van links invallend licht uitgebeeld. Die richting is gekozen met het oog op de werkelijke lichtinval van het daglicht in de zaal zoals door Van Campen was voorgeschreven. De schilder heeft echter een ander soort licht uitgebeeld dan bij de smeden. De abrupte licht-donkercontrasten in de lichamen van de mannen, die zo typerend zijn voor het licht van vlammen, ontbreken bij de groep vrouwen. Evenmin zijn in het wapentuig op de voorgrond de felle rode en gele reflecties te zien die wel op het schild in de smidse aanwezig zijn en op de nabijheid van vuur wijzen. De vrouwenlichamen zijn vloeiend gemodelleerd met brede belichte partijen waarin de lichte en middentonen maar weinig contrasteren. De schaduwen zijn wel donker, maar toch zijn kleuren en vormen in deze passages goed te herkennen. Ze bevatten opvallend brede en sterke reflecties en de donkerste schaduw bestaat slechts uit een smalle, diffuse strook.

Deze modellering komt overeen met een zeer specifieke lichtweergave, zoals die in zeventiende-eeuwse Noord-Nederlandse kunsttheoretische teksten wordt beschreven: namelijk die van het licht binnenskamers, verkregen door daglicht dat door een raam of deur naar binnen valt. Van Hoogstraeten en De Lairesse noemen een dergelijk licht ‘beslooten licht’ of ‘kamerlicht’ en wijden er elk een hoofdstuk aan.1  Het ‘kamerlicht’ is in de voorstelling met Venus goed op zijn plaats, omdat het uitkiezen van de door Vulcanus gemaakte wapens zich in zijn ‘winckel’, dus in een besloten ruimte, afspeelt. Van Thulden heeft de vrouwen, net als de smeden, in een ondiepe donkere ruimte geplaatst zodat hun handeling expliciet binnen is gesitueerd. Hiermee verschillen deze twee voorstellingen van de triomfstoet die zich nadrukkelijk buiten afspeelt. Volgens Van Hoogstraeten bestonden er twee soorten ‘kamerlicht’, het eerste werd veroorzaakt door direct inschijnend zonlicht en het tweede door het licht van een ‘gemeene lucht’.
Dit laatste licht lijkt door Van Thulden te zijn uitgebeeld. Volgens Van Hoogstraeten kwam dit licht in zijn ‘streekvallen’, waarmee hij de plaatsing van de lichten en schaduwen op een vorm bedoelde, overeen met het licht van vuur en fakkels. Het verschil was dat de overgang tussen de tonen niet scherp was maar juist vloeiend: ‘want zy [de lichte en donkere partijen] krijgen, nae de maet der grootheit van ´t licht, een weederzijdsche zachtigheyt.’ Dit komt doordat het licht dat door een venster in de kamer naar binnenvalt minder geconcentreerd is dan vuurlicht en daardoor altijd wat om de vormen heen schijnt.2  Hierdoor zijn de donkerste schaduwen beperkt tot het middendeel van de vormen. De Lairesse vermeldde dat de schaduwen ‘gloeiender’ zijn dan die in de buitenlucht.3  Typerend voor beide soorten ‘kamerlicht’ zijn volgens Van Hoogstraeten tenslotte de sterke reflecties in de schaduwen.

Bij het weergeven van de geïdealiseerde naakte rustende vrouwenlichamen moet het kamerlicht goed van pas zijn gekomen, net zoals het vuurlicht geschikt was voor de druk bewegende smeden. Het kamerlicht is geconcentreerd genoeg om de subtiele welvingen in een vrouwenlichaam goed uit te laten komen. Het is echter zo zacht en diffuus dat het resulteerde in geleidelijke overgangen tussen de belichte en beschaduwde passages. Zo zien we in de rug van de nimf met de rode draperie allerlei spieren aangegeven, maar het zijn alleen zachte welvingen omdat de gebruikte roze en gele tinten in toon weinig verschillen. De brede warme reflecties in de schaduwen versterken het effect van een matglanzende, zachte huid. Alleen de rechterzijde van het lichaam van Venus heeft een scherpe en koele weerschijn, hetgeen deze schaduw een metaalachtige verschijning geeft. Dit wordt veroorzaakt door de lichtreflectie van het harnas.

De voorstellingen met de smeden en Venus gaven Van Thulden dus de mogelijkheid het mannelijk en vrouwelijk naakt uit te beelden onder verschillend licht.4  In zijn twee delen van de triomfstoet kon Van Thulden nog twee andere lichtomstandigheden uitbeelden. In het Deel van de triomfstoet, met gevangenen (cat. nr. 29) zien we een fel zonlicht, terwijl de figuren in het Deel van de triomfstoet, met bloemenstrooiende vrouwen en een olifant (cat. nr. 23) door diffuus daglicht worden beschenen. Omdat in deze stoeten half-ontklede mannen en vrouwen meelopen, zijn in Van Thuldens schilderijen naakte menselijke lichamen onder vier verschillende lichtomstandigheden te zien. Zeventiende-eeuwse Noord-Nederlandse kunsttheoretische verhandelingen besteden veel aandacht aan de correcte weergave van uiteenlopende typen licht. Vooral Van Hoogstraeten en De Lairesse bespreken uitvoerig hoe bij voorwerpen, afhankelijk van de lichtbron, het tonale contrast en de overgang tussen de belichte en beschaduwde partijen verandert.5  De Lairesse bemerkt dat het gros van de schilders jammer genoeg keer op keer hetzelfde lichtype uitbeeldde. Zelden waagde men zich eraan verschillende lichtomstandigheden weer te geven.6  Afgaande op deze constatering, moet Van Thuldens demonstratie van de effecten van wel vier uiteenlopende lichtsituaties uitzonderlijk zijn geweest.

De lichtkeuze had consequenties voor de manier waarop Van Thulden zijn schilderijen opbouwde. Het was van invloed op het type onderschildering, de manier van opmaken en de verfbehandeling. In Venus in de winkel van Vulcanus zijn de schaduwen van de vrouwenfiguren onderschilderd met transparante bruine verf (fig. 5 en 6). Alleen sommige zachte schaduwen zijn met huidkleur voorbereid. De keuze van deze onderschildering in bruine transparanten is, evenals bij De smidse van Vulcanus (cat. nr. 11) en het Deel van de triomfstoet, met gevangenen (cat. nr. 29), beïnvloed door de lichtbron waarbij donkere schaduwen vereist waren. Deze onderschildering verschilt daarom van de door diffuus licht beschenen vrouwen in Van Thuldens Deel van de triomfstoet, met bloemenstrooiende vrouwen en een olifant (cat. nr. 23) waarvan de bleke schaduwen met dekkende, lichte huidkleurige verf zijn onderschilderd.

cat_nr_12_fig_06.jpg
fig. 6. Detail met borst, oksel en rechterarm van Venus.
In de rechter onderarm van Venus is roze verf over de bruine doodverf dun verdreven, waardoor een koele halfschaduw ontstaat. Voor de warme reflectie in de oksel van Venus is de doodverf wat opengelaten. In de borstkas van Venus zijn koele, bijna blauwe, halfschaduwen verkregen door aan de roze verf wat zwart pigment toe te voegen.


Bij vergelijking van de lichamen van Venus en haar nimfen met de vrouwen in de laatstgenoemde triomfsscène met olifant komen ook verschillen bij het opmaken naar voren die eveneens verband lijken te houden met de lichtbehandeling. Bij de diffuus belichte lichamen in de triomfstoet zijn de verven zowel in de belichte als beschaduwde vormen dekkend aangebracht en glad verdreven zodat de doodverf volledig is bedekt. Van Thulden gebruikte daarbij steeds verf met eenzelfde smeuïge consistentie. Dit geldt voor alle lichamen. Bij de vrouwen en putti in De winkel van Vulcanus speelt de onderschildering daarentegen een belangrijke rol in het uiteindelijke modelé. Ook varieerde de schilder de consistentie van zijn verven. Vooral in de schaduwen is de opmaakverf heel dun vloeiend en summier aangebracht zodat de bruine transparante onderschildering zichtbaar is gelaten. Voor het verkrijgen van zachte schaduwen werkte hij met dunne bruine transparante verf op de huidkleurige onderschildering.

De figuren zijn heel gevarieerd opgemaakt afhankelijk van hun positie in de voorstelling. De putti, het wapentuig in de achtergrond en de lichaamsdelen van de vrouwen die zich in de schaduw of buiten het centrum van de compositie bevinden, zijn slechts schetsmatig uitgewerkt, zodat de onderschildering en soms zelfs de grondering zichtbaar is (fig. 6 en 7). In het centrum van de groep zijn de lichamen juist met veel nuancering weergegeven en is de verf glad verdreven. Ook is de onderschildering meer afgedekt en heeft de schilder dikkere, smeuïge verf gebruikt. Deze differentiatie versterkt de dieptewerking in de voorstelling, aangezien de schetsmatige vormen wijken ten opzichte van de meer precies en dekkend geschilderde figuren.

cat_nr_12_fig_07 102-0215_IMG.JPG
fig. 7. Detail met de knieholte van Venus.
De grondering is zichtbaar gebleven in de schaduwen waar de verf op zijn dunst is. Waar de witte verf over de bruine ligt, ontstaat een blauwig effect.


Hoewel de vrouwen dicht tegen elkaar zijn geplaatst, bestaat er voldoende afwisseling door de verschillende huidkleuren van de lichamen. Ook het grote schild in het midden van de groep voorkomt samensmelting van de huidtinten. Om de lichamen en voorwerpen nog beter van elkaar los te doen komen, heeft Van Thulden bijna alle contouren met lijnen aangezet. Het rijkelijk gebruik van geprononceerde contourlijnen is typerend voor zijn werkwijze in de Oranjezaal.7 Hij varieerde weloverwogen dikte, kleur en scherpte van de lijnen om bepaalde vormen meer aandacht te geven dan andere. Ook paste hij de variatie toe om het volume van de figuren te versterken en de fysieke kenmerken van de diverse voorwerpen te suggereren. De schetsmatige passages zijn omrand met donkerbruine, dikke lijnen die losjes zijn getrokken. De genuanceerd uitgewerkte vrouwenlichamen in het centrum hebben veelal lichtbruine of pastelkleurige contourlijnen. Deze dragen bij aan de suggestie van een zachte vrouwenhuid. Ze zijn aan de beschaduwde zijde tamelijk donker en scherp getrokken, terwijl ze langs de belichte vormen vaak bleek en meer diffuus zijn, en ook hier en daar ontbreken. Deze variatie, die goed te zien is bij het lichaam van Venus, versterkt het volume van de figuren. Eenzelfde type contourlijnen zien we bij de vrouwen in het Deel van de triomfstoet, met bloemenstrooiende vrouwen en een olifant (cat. nr. 23).

 

 



[1]

Van Hoogstraeten 1678, pp. 272-273; De Lairesse 1707; 1740, deel I, pp. 332-334. Zie ook Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 242-244.

[2]

Zie ookDe Lairesse 1707; 1740, deel I, p. 249.

[3]

De Lairesse 1707; 1740, deel I, p. 249: 'De schaduwen der gemelde voorwerpen zyn ook veel gloeijender als in de opene lucht, alwaar het blaauw der lucht nevens de dampen dezelve anders zeer verzwakt en verflaauwt.'

[4]

Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 242-244.

[5]

Van Hoogstraeten 1678, pp. 257-273; DeLairesse 1707; 1740, deel I, pp. 247-336.

[6]

De Lairesse 1707; 1740, deel I, pp. 273-276 en p. 281.

[7]

Van Eikema Hommes 2005 (1).

Datum laatste wijziging: 20-02-2015 14:24