Document acties
Cat. nr. 16
Theodoor van Thulden
(‘s-Hertogenbosch 1606 – 1669 ‘s-Hertogenbosch)
De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan 1651
Doek, 321,5 x 758,5 cm (noordarm, noordwand boven)
Van Gelder 1948/1949, nr. 14; Peter-Raupp 1980, nr. 13; Loonstra 1985, nr. 14; RGD 2001, nr. 22; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. XVI
1.Beschrijving
Gezeten op een schimmel neemt Frederik Hendrik, gehuld in een Romeins militair kostuum, de bevelhebbersstaf in ontvangst uit handen van een rijk uitgedoste, knielende vrouw met een diadeem op haar hoofd, de Nederlandse Maagd. Zij wordt gevolgd door zeven leeuwen en putti die de wapens van de zeven provinciën ophouden. Te midden van de leeuwen ligt een bundel met pijlen op de grond; boven de wapens houden twee putti een vrijheidshoed op. Rechts van Frederik Hendrik knielen dienaren, waarvan er een op de voorgrond een helm met pluimen aanbiedt. Hij wordt gevolgd door twee jongens met een valk en twee jachthonden. Achter hen rukken ruiters in militaire uitrusting op.
De figuren worden beschenen door van rechts invallend licht afkomstig van een lichtbron buiten het schilderij. Schuin boven Frederik Hendrik breekt een gelige gloed door lichte wolken heen. De lucht aan beide zijkanten van de voorstelling is donker. Rechts in de achtergrond steken rechts van een grote triomfboog de vlammen van een brandend gebouw af tegen de donkere lucht. Links van de boog zijn vaandels te zien, het voorste met het monogram van Frederik Hendrik. Geheel links doemen in de achtergrond masten en zeilen op.
2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering
2.1.1. drager
Doek. Doekmaat: 323,5/326 x 762,8/764 cm. Drie horizontale banen: bovenste baan ca. 111,5 cm; middelste baan 111,7 cm; onderste baan ca. 101 cm. Zelfkanten: banen met zelfkanten aan elkaar gezet; bovenrand van de bovenste baan zelfkant; onderkant doekrand en linker- en rechterrand twee keer omgevouwen en vastgezet met een overhandse steek.
Weefseldichtheid:
bovenste baan 11,11 (10,5-12) verticale draden/cm en 13,86 (12-15) horizontale draden/cm
middelste baan 11,3 (11-12) verticale draden/cm en 12,72 (12-13,5) horizontale draden/cm
onderste baan 10,9 (10-13) verticale draden/cm en 12,84 (12-14) horizontale draden/cm
Ketting horizontaal; gezien de overeenkomsten in het gemiddeld aantal horizontale kettingdraden en de spreiding komen de drie banen doek waarschijnlijk uit dezelfde rol.
2.1.2. grondering
Eén gronderingslaag die grof loodwit en omber bevat en een klein beetje zwart en fijn rood (14/3= fig. 1). In dwarsdoorsnede 14/2 is de voorlijming aanwezig.
2.1.3. spanraam
oorspronkelijk grenenhouten spanraam
formaat: ca. 320 x ca. 760 cm
2 .1.4. opspanning van het doek
De spanranden van het doek bevatten de gebruikelijke sporen van de opspanning van de grondeerder, het positioneren van het doek en van het opspannen met touwtjes op het huidige raam, hoewel bij een restauratie de touwtjes werden doorgesneden en het doek met spijkers op het raam was bevestigd. Bij de laatste restauratie werd het doek weer met touwtjes opgespannen.
2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
Bij de honden, leeuwen, en rechts bij de haren van Frederik Hendrik zijn lijnen van een bruine penseeltekening op de grondering zichtbaar, zoals die ook is aangetroffen in Van Thuldens andere werken in de Oranjezaal (cat. nrs. 10, 11, 12, 29). Bij het linkeroor van Frederik Hendriks paard zijn ook zwarte lijnen te zien. Omdat grote delen van de voorstelling losjes zijn uitgewerkt, is de onderschildering op veel plaatsen zichtbaar, vooral in de achterste leeuwen en de putti daarboven. De leeuwen en de bruine paarden, evenals de beschaduwde figuren en honden in de achtergrond gaf de schilder aan met transparante bruine, grijze of zwarte verven (fig. 3). De belichte zones van de huidtinten zijn met dekkende huidkleur aangegeven. De voornaamste schaduwzones van de hoofdfiguren en het paard van Frederik Hendrik zijn met transparant bruin voorbereid, zoals onder andere blijkt uit een dwarsdoorsnede uit het been van Frederik Hendrik (14/3b = fig. 1). De draperieën zijn, net als die in Van Thuldens andere schilderijen in de zaal, in kleur onderschilderd. Zo bevindt zich onder de rode mantel van Frederik Hendrik een lichtroze verflaag. Deze is gemengd uit loodwit en organisch rood pigment (14/2). Onder de blauwe lucht, die uit een dunne laag azuriet bestaat, bevinden zich twee lagen; de onderste is grijs, die erop gelig (2001/92).
fig. 1a
fig. 1b
fig. 1. Dwarsdoorsnede van een schaduw uit het been van Frederik Hendrik (14/3b) in normaal licht (1a) en in UV-licht (1b).
De bruine transparante verf in de schaduw ligt op de grondering. In UV-licht zijn de rode lakdeeltjes in laag 2 en 3 vanwege hun fluorescentie goed te herkennen.
3. bruine transparante opmaakverf: gele oker, organisch bruin, loodwit, organisch rood pigment, rode aarde, zwart pigment (ca. 4 µm)
2. bruine transparante doodverf: gele oker, organisch bruin, loodwit, organisch rood pigment, fijn rood, transparante brok, zwart (?) (12-20 µm)
1. grondering: loodwit, bruin pigment, 1 deeltje zwart en 1 deeltje fijn rood pigment (8-18 µm)
2.2.2. opmaak
Bij het opmaken van de kleuren en vormen in de voorstelling werkte Van Thulden van de achtergrond naar voren toe, want meestal overlapt de verf van vormen in de voorgrond de erachter gelegen partijen. Voor het aanbrengen van de helderste kleuren en lichten keerde de schilder terug naar eerder opgemaakte passages. Door deze werkwijze kon hij beoordelen waar nog wat nadruk gewenst was. Zo was het lichaam van de putto op de leeuw al helemaal opgemaakt voordat het lichtste geel werd aangebracht op het wapenschild daarachter. De schepen in de achtergrond zijn geschilderd ná de mensen en dieren die zich ervoor bevinden, vermoedelijk omdat zo de vorm van de zeilen kon worden afgestemd op de positie van de hoofdfiguren.
Op de gekleurde doodverf zijn de figuren zeer vlot opgemaakt. De verftoetsen zijn losjes verdreven en ook zijn de vormen veelal met verf getekend, terwijl kleuraccenten arcerend zijn aangebracht. Binnen deze algemene vlotte uitvoering zijn er echter nog grote verschillen in uitwerking tussen de diverse passages. De Stedenmaagd, Frederik Hendrik (fig. 2), het hoofd van zijn paard, de knielende jongen met de rode mantel en de uitgelichte gezichten rechts in de voorstelling kennen nog vrij veel detaillering en de verf is hier tamelijk dekkend en gesloten aangebracht, ook al zijn er ook hier verschillen, afhankelijk van hun rol in de voorstelling. In de andere delen van het schilderij zien we bindmiddelrijke verven die dun zijn aangebracht of losse toetsen die nauwelijks zijn verdreven. Grote delen van de voorstelling zoals de leeuwen, de honden en de mensen in de achtergrond, zijn zelfs vrijwel helemaal in het doodverfstadium gelaten met alleen wat accenten die met een brede kwast zijn aangebracht (fig. 3). Door deze manier van werken spelen de kleur van de grondering, de bruine schets en de onderschildering een belangrijke rol in het eindresultaat.
fig. 2. Detail met het gezicht van Frederik Hendrik.
Van Thulden gebruikte steeds smeuïge en vloeiende verven die hij gemakkelijk met elkaar kon verdrijven. Alleen voor de meest uitgelichte vormen, zoals de hooglichten op de jurk van de Stedenmaagd gebruikte hij verf met een wat dikkere consistentie. Van Thulden gebruikte geen rood glacis om in de draperieën schaduwen te creëren. Zowel in de vermiljoenrode mantel van Frederik Hendrik als in die van de knielende jongen is het modelé verkregen door rozige, rode en bruinige verven in elkaar te verdrijven.
2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
Tijdens het opmaken veranderde Van Thulden hier en daar de positie van de vormen. Hij maakte de contouren van de rode wapperende mantel van Frederik Hendrik minder golvend en draaide het hoofd van diens paard meer naar rechts. Hoewel Van Thulden de oude vormen overschilderde, zijn deze nu duidelijk zichtbaar. Vermoedelijk is dit effect versterkt door de toegenomen transparantie van de verf. Ook in het bijwerk van de voorstelling heeft de schilder vormen veranderd, maar hier zijn de oude versies niet verhuld. Zo staan bij honden in de achtergrond oude contouren en verbeterde contouren door elkaar (fig. 3).
fig. 3. Detail van de honden rechts in de achtergrond.
De doodverf is hier nauwelijks opgewerkt.
2.2.4. verouderingsverschijnselen
Diverse repentirs die de schilder heeft weggeschilderd, zijn tegenwoordig goed zichtbaar. Dit wijst erop dat de verf in de loop der tijd transparanter is geworden.
2.3. signatuur en opschriften
2.3.1. signatuur
fig. 4. Detail met signatuur waar de lijntekening te zien is.
linksonder: T. van Thulden fect, / Ao. 1651
Onder de met verf uitgevoerde signatuur is een getekende signatuur te zien, die op de verf van de voorstelling werd aangebracht met zwart krijt dat in de al enigszins droge verf drukte. De geschilderde signatuur volgt de getekende niet precies (fig. 4 en 5; 14/1).
fig. 5a
fig. 5b
fig. 5. Dwarsdoorsnede uit de signatuur (14/1) in normaal licht (5a) en UV-licht (5b)
De sporenelementen met SEM-EDX in het tekenmateriaal aangetroffen (Si, Al, K, Ca, Fe, Mg) en de afwezigheid van glans in dwarsdoorsnede wijzen op een tekenmateriaal van geologische oorsprong, gewoonlijk aangeduid als zwart krijt.
3. getekende signatuur: bruin-zwarte korrels die deels in de verf zijn gedrukt, zwart krijt
2. verflaag van de achtergrond: loodwit, gele, bruine en rode aardpigmenten en vermoedelijk zwart (ca. 30 µm)
1. grondering: loodwit en omber (20-45 µm)
2.3.2. opschriften
op een vaandel, rechts naast Frederik Hendrik: F.H.
op een van de vaandels rechts: SPQR
2.3.3. opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
geen
2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis
geen nadere gegevens beschikbaar
2.4.2. conditieopname voor de jongste behandeling
De drager was in goede staat en de oorspronkelijke spanranden waren, behalve aan de onderkant, bewaard gebleven. De oorspronkelijke touwtjes, waarmee het doek was opgespannen, waren bij een eerdere behandeling doorgesneden en aan de linker-, rechter- en bovenzijde vervangen door spijkers. Aan de onderkant was een randdoublering aangebracht, die eveneens met spijkers op het raam was vastgezet. Het originele spanraam, waarvan de hoekverbindingen verzwakt waren door spieën, was aangevuld met tweeledige tussengespijkerde stijlen. De achterkant van het doek was bij een eerdere behandeling bestreken met een dikke isolatielaag van olie, loodwit en was, aangebracht binnen de randen van het spanraam. Tussen het doek en het spanraam was zwam aanwezig. De onderkant van het doek was uitgezakt over ongeveer 30 cm. De hechting van de verf was goed, behalve langs de naden van het doek en langs de onderkant. Er was verfverlies in de lucht opgetreden links tot aan de triomfboog. Vroegere, selectieve vernisafname met resten katoenvezels en verpoetste losse verfdeeltjes. Er werd veel oppervlaktevuil aangetroffen.
2.4.3. jongste behandeling
Het schilderij werd losgemaakt van het spanraam, de achterzijde is schoongemaakt en resten van de zwamaantasting zijn verwijderd met scalpel en stofzuiger. De hoekverbindingen van het spanraam zijn hersteld en tussenstijlen weer aangebracht. In de twee bovenhoeken naar het midden van de onderregel zijn twee metalen spankabels met metalen bevestigingspunten toegevoegd om het gewicht beter te verdelen en deformaties van het raam tegen te gaan. Alle randen van de drager zijn geïmpregneerd met PVAc 10% in water en de zwakke en versleten plekken extra verstevigd met Japans papier. De spijkergaatjes zijn ook geïmpregneerd met PVAc 10% in water en gladgemaakt met vocht, lichte warmte en druk, evenals de grote deformatie rechtsonder. De boven- en onderrand zijn voorzien van een randdoublering, aangebracht met Plextol (zie behandeling cat. nr. 32). Een steundoek (zgn. loose lining) werd op het raam gespannen en vervolgens werd het oorspronkelijke doek aan de bovenkant op ongeveer 70 cm van de zijkanten met touwtjes aan het raam bevestigd. Het schilderij is daarna rechtop gezet om de onderkant eerst te laten uithangen. Tenslotte werd de opspanning door middel van touwtjes voltooid.
De verflaag is over het gehele oppervlak geïmpregneerd met gelatine. De vernislagen die door Van Bohemen waren achtergelaten, werden verwijderd met isopropanol : iso-octaan 1/1, met wattenstaafjes. De oude retouches, vooral rechts in de bruine paarden, zijn deels mechanisch, deels met isopropanol verwijderd. In de zone linksboven die aangetast was door zwam, zijn de overschilderingen onoplosbaar. Zij werden mechanisch gereduceerd en gedeeltelijk gehandhaafd om later overschilderd te worden. Vullingen zijn aangebracht met krijt, methylcellulose en PVAc en geretoucheerd met Paraloïd B72 en droge pigmenten. Een nieuwe vernis van damarhars 25% in white spirit werd met kussentjes van textiel aangebracht om zoveel mogelijk een egale saturatie te krijgen met minimale glans.
Restauratoren: EM, LeSp, JvdW, JvO.
3. Documenten en bronnen
3.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3.1.1. geschreven bronnen
1. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen uit de middelste rang van Van Campen (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 8,9): ‘E Versaemen vant franse en staten leger en Sijn Hoogheijt erkent als generalissimo.' Door Van Campen wordt ook ‘D Daer Sijn Hoogheijt ontfangt de Regeering vande Vereenighde provintie’ opgevoerd, waarbij D correspondeert met de plaats in de Oranjezaal die nu wordt ingenomen door Willeboirts Bosschaerts Frederik Hendrik als heerser over de zeeën (cat. nr. 17).
2. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen van Post met aantekeningen van Huygens (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr.XIII – 23, fol. 6,7): ‘12. S.H. ontfanght de regeering’.
3. Gissinge van Van Campen, 10 Maij 1649 (KHA, A14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 17): ‘2 trouwing en gouvernement 2000 4000’.
4. Ongedateerde notitie in het handschrift van Van Campen van ‘stucke inde sal nogh te maeke’ (KHA, A14: Frederik Hendrik, inv. nr . XIII – 23, fol. 23). Onder deze stukken wordt ook ‘ontfangh van gouvernement’ genoemd.
3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
Theodoor van Thulden (toegeschreven aan), Studieblad met tien leeuwen en een hond (fig. 6)
pen in bruin, 350 x 219 mm
door een andere hand met pen gesigneerd: P.P. Rubens fe.
Wenen, Graphische Sammlung Albertina, inv. nr. 8312 als anoniem
Van Thulden heeft de leeuwen in De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan bijna letterlijk overgenomen van dit studieblad. De leeuwen in het studieblad zijn afkomstig uit composities van Rubens: Daniël in de leeuwenkuil (National Gallery of Art, Washington) en De aankomst van Maria de Medici in Lyon uit de Medici-cyclus (Musée du Louvre, Parijs).
fig. 6. Theodoor van Thulden (toegeschreven), Studieblad met tien leeuwen en een hond. Pen in bruin, 350 x 219 mm.
Graphische Sammlung Albertina, Wenen, www.albertina.at.
4. Commentaar
Door Van Campen wordt in de omschrijving bij de plattegrond van de Oranjezaal op deze plaats ‘E Versaemen vant franse en staten leger en Sijn Hoogheijt erkent als generalissimo’ vermeld, terwijl Post hier ‘12. S.H. ontfanght de regeering’ noemt. Deze verschillende omschrijvingen van het onderwerp van het schilderij in de twee plattegronden met omschrijvingen van de hand van Van Campen en Post hebben tot verwarring geleid over het onderwerp van het schilderij. Slothouwer spreekt van ‘Het aanbieden van de Regeering’,1 volgens Van Gelder is er sprake van een combinatie van de verschillende, in de documenten genoemde onderwerpen en Peter-Raupp tenslotte betitelt het als de huldiging van Frederik Hendrik. Brenninkmeyer-De Rooij signaleert deze verwarring over het onderwerp en wijst er terecht op dat het hoofdmotief van het schilderij de ‘antiek’ uitgedoste Frederik Hendrik te paard is, die de bevelhebbersstaf in ontvangst neemt van een rijk uitgedoste dame omringd door zeven leeuwen en putti die de wapens van de zeven provinciën ophouden en dus ongetwijfeld de Nederlandse Maagd personifieert. Frederik Hendrik regeerde nooit officieel en stond alleen als lid van de Raad van State en als kapitein-generaal van het leger en admiraal-generaal van de vloot in dienst van de Generaliteit, de Verenigde Provincies. De laatste functie, het opperbevel over leger en vloot, was ongetwijfeld de zwaarste en belangrijkste voor hem. Gezien de motieven in het schilderij betitelt Brenninkmeyer-De Rooij de voorstelling dan ook als De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan.2
Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
In dit schilderij combineerde Van Thulden een grote groep mensen en dieren in een complexe compositie, die ondanks de hoge positie goed leesbaar is vanaf de vloer. Dit is te danken aan Van Thuldens verdeling van kleur en van licht en donker. Ook het gevarieerde gebruik van contourlijnen en de afwisseling in de mate waarin passages zijn uitgewerkt dragen aan de leesbaarheid bij. De schilder heeft zijn werk efficiënt uitgevoerd en niet langer aan passages doorgewerkt dan strikt noodzakelijk.
Voor de zeven leeuwen maakte Van Thulden gebruik van een studieblad met tien leeuwen en een hond, waarin hij dieren uit verschillende composities van Rubens had overgenomen (fig. 6). Omdat de twee centrale leeuwen van dit blad, waarvan er een ook in de Oranjezaal is uitgebeeld, tevens het thema vormen van een van Van Thuldens schilderijen voor het Bossche stadhuis, kan de tekening in de jaren 1640 worden gedateerd.3 Van Thulden gebruikte wel vaker eenzelfde figuur in verschillende schilderijen. De schilder had waarschijnlijk een verzameling tekeningen met studies van afzonderlijke figuren die hij bij het ontwerpen van zijn schilderijen combineerde tot een groter geheel.4 Op die manier kon hij zijn voorstellingen doelmatig opbouwen en een grote productie tot stand brengen. Bij terugkerende typen bracht Van Thulden steeds variaties aan. Zo doet de houding van de jongen met de valk sterk denken aan die van een in karmijnrode jas geklede jongen in Van Thuldens Grootmoedigheid van Scipio Africanus uit 1638 (fig. 7), maar het uiterlijk van beide jongens verschilt sterk. Haardracht, type gezicht en kleding van de jongen uit het Scipio-schilderij zien we wel terug bij een andere figuur in het doek van de Oranjezaal, namelijk bij de jongen met de rode jas die knielt naast de valkdrager. Ook figuurtypen in Van Thuldens andere werken in de Oranjezaal komen voor op schilderijen daarbuiten.5
fig. 7. Theodoor van Thulden, De grootmoedigheid van Scipio Africanus, (ca. 1638). Olieverf op doek, 115 x 142 cm.
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, © Lukas Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens.
In vergelijking met zijn andere schilderijen in de Oranjezaal, afgezien van het Deel van de triomfstoet, met gevangenen (cat. nr. 29 ), heeft Van Thulden De Nederlandse Maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan minder uitvoerig opgemaakt. Grote delen van de voorstelling zijn in het doodverfstadium gelaten en slechts een paar figuren zijn tot in de details uitgewerkt (fig. 3). De schilder wist dat het doek hoog in de zaal kwam te hangen. Nuances in de modellering, die in de onderste rij schilderijen belangrijk waren, konden in dit werk achterwege gelaten worden omdat ze toch niet waarneembaar zouden zijn van beneden. Ook schonk Van Thulden weinig aandacht aan de stofuitdrukking van mensen, dieren en voorwerpen. De draperieën zijn van ongedefinieerde stof en de textuur van haren, vachten en veren is weinig overtuigend. Zo lijken de haren wel uit klei geboetseerd.
De hoofdfiguren in het centrum van deze voorstelling, pal tegenover de ramen, zijn weergegeven alsof ze vrijwel van voren door een heldere lichtbundel worden beschenen.6 De Nederlandse Maagd is zelfs vrijwel schaduwloos weergegeven. Het licht spreidt zich naar de randen toe uit, zodat de figuren links in het schilderij van rechts worden beschenen en de figuren rechts juist van links, zoals goed te zien is bij de putti links in de voorstelling en rechts bij de triomfpoort en bij de soldaten in de achtergrond. Alleen bij het groepje jongens op de voorgrond rechts heeft de schilder gekozen voor een van rechts invallend licht, dat de kinderen zodoende op de rug beschijnt. Het ‘uitstralende’ effect is nog versterkt doordat achter Frederik Hendrik het zonlicht door de wolken heen breekt terwijl naar de randen van de voorstelling toe de lucht steeds donkerder en dreigender wordt. In de zeventiende eeuw werd bij schilderingen die zich recht tegenover de ramen bevinden, vaker gekozen voor een ‘uitspreidend’ licht, evenals voor schilderingen die zich op de raamwand zelf bevinden. Ook in de Oranjezaal is dit gebeurd, want in Gerard van Honthorsts Het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia van Solms (cat. nr. 26), dat precies tegenover Van Thuldens doek boven de raampartij hangt, is een soortgelijk ‘uitstralend’ licht verbeeld.7
De donkere kleuren aan de randen van het schilderij maken dat het stralende centrum met de Nederlandse Maagd en de stadhouder veel aandacht krijgt. Ook heeft Van Thulden de hoofdfiguren steeds roze of rode kleding gegeven. Het is alsof een lint van roze en rode accenten door de voorstelling is geregen die verder uit overwegend bruine, grijze en bleke gele kleuren bestaat. Hij gebruikte de kleur rood vaker om complexe figuurgroepen te binden, zoals in Het verzoek van de Brabantse steden om toetreding tot de Staten Generaal (1650) in het stadhuis van 's-Hertogenbosch. Ook in andere doeken in de Oranjezaal is rood het belangrijkste kleuraccent.8
Van Thulden heeft de afzonderlijke passages in de voorstelling zeer verschillend uitgewerkt. In deze keuze lijkt steeds de overweging te hebben meegespeeld dat passages die verder zijn uitgewerkt meer aandacht krijgen ten opzichte van schetsmatige vormen. Mensen en dieren die in de compositie zijn uitgelicht, zijn dan ook meestal het sterkst uitgewerkt; de verf is meer dekkend aangebracht, het modelé heeft meer nuancering en de stofuitdrukking is duidelijker gesuggereerd. Dit is goed te zien bij Frederik Hendrik, het hoofd van zijn paard en de geknielde jongen met de karmijnrode jas. Meer naar de rand van de voorstelling zijn ook de twee uitgelichte gezichten rechts meer opgemaakt dan de hun omringende soldaten, vlaggen en paarden. Hier en daar maakte van Thulden in een weinig uitgewerkte passage bepaalde details wél precies op, zoals het oog in het verder zo schetsmatige hoofd van het achterste paard. Door deze details valt van afstand niet op dat het hoofd nauwelijks meer is dan een bruine schets.
Net als in zijn andere doeken gebruikte Van Thulden de variatie in uitwerking ook om de dieptewerking in de voorstelling te versterken. Zo bestaat de achterkant van de schimmel, waarvan het hoofd vrij secuur is uitgewerkt, uit de doodverf met alleen wat dunne witte verf. Nog schetsmatiger zijn de figuren in de verte tussen de benen van het paard. Ook in de omgang met repentirs zien we verschillen tussen hoofd- en bijfiguren. De oude contouren van de rode mantel van Frederik Hendrik en de eerste versie van de mond van zijn paard zijn weggeschilderd , maar in het bijwerk deed de schilder geen enkele moeite om oude versies te verhullen. Zo staan bij de honden in de achtergrond oude contouren en verbeterde contouren door elkaar (fig. 3 ).
Door contourlijnen te gebruiken vergrootte Van Thulden de leesbaarheid van de voorstelling. Maar hij kon hiermee zijn werk ook extra efficiënt tot stand brengen. Met lijnen aangezette contouren zien we in alle zes de schilderijen van Van Thulden in de Oranjezaal, maar in dit schilderij zijn ze veel meer uitgesproken dan in de werken op ooghoogte. Door al deze met contouren omrande figuren lijkt het schilderij van dichtbij wel een grote ingekleurde tekening. Van grotere afstand vermindert dit effect en zorgen de lijnen ervoor dat de door elkaar geplaatste mensen en dieren goed van elkaar zijn te onderscheiden. Dit maakte dat de schilder kon bezuinigen op de nuancering van het modelé van de figuren. Veel vormen in de achtergrond, zoals het achterste paard, zijn dan ook heel vlak ingevuld. De contourlijnen variëren in kleur, dikte en scherpte, afhankelijk van de picturale functie van de vorm in de voorstelling. Rondom de hand van Frederik Hendrik die de staf pakt, is er een gesloten, dikke, bruine lijn. De arm van de Nederlandse Maagd is omrand met een dunnere maar eveneens scherpe lijn, die aan de bovenzijde van de arm grijsblauw is en aan de onderzijde oranjerood (fig. 8 ). Deze differentiatie draagt bij aan het contrast tussen mannelijke en vrouwelijke huid. Dezelfde methode heeft Van Thulden toegepast bij de mannen en vrouwen in de twee voorstellingen met de smidse van Vulcanus (cat. nrs. 11 en12 ).
fig. 8. Detail met de handen van de Nederlandse Maagd en Frederik Hendrik met de bevelhebbersstaf.
Contourlijnen verschillen in dikte, scherpte en kleur waardoor het contrast tussen mannelijke en vrouwelijke huis wordt benadrukt.
Opmerkelijk is dat Van Thulden er in dit schilderij ook voor heeft gezorgd dat de signatuur goed leesbaar is op afstand. Deze is wel twee keer zo groot als in zijn andere werken. Alvorens te signeren met bruine verf, plaatste Van Thulden zijn signatuur op de lichtbruine verf met zwart krijt (fig. 4 en 5), waarbij het harde tekenmateriaal krassen maakte in de nog niet geheel gedroogde verflaag. Mogelijk probeerde hij hiermee uit hoe groot de signatuur moest worden om leesbaar te zijn op afstand of hij was bang de grote letters niet zonder haperen op het doek te kunnen zetten. Uiteindelijk werd de signatuur iets kleiner omdat hij vanaf ‘Thulden’ de lijntekening niet meer volgde. Daardoor is deze nog altijd goed zichtbaar. Ook Van Honthorst gebruikte een vergrote signatuur in zijn grote schilderij met het Het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia van Solms (cat. nr. 26) tegenover dat van Van Thulden. Waarschijnlijk wilden de schilders al hun hoog geplaatste schilderijen groot signeren, zodat er bij de toeschouwers geen twijfel kon bestaan over de maker. In de kleinere stukken zou een dergelijke signatuur disproportioneel zijn geweest.9
Slothouwer 1945, p. 205 en afb. 110; Van Gelder 1948/1949 nr. 14; Peter-Raupp 1980, nr. 13.
Brenninkmeyer-De Rooij 1982, p. 137.
Over de toeschrijving van dit studieblad aan Van Thulden, zie: cat. tent ’s-Hertogenbosch, Strasbourg 1991/1992, cat. nr. 33 (afb. kleur).
Een ander voorbeeld van een dergelijke studie is een Schetsblad met figuren, zwart krijt op papier, 198 x 161mm. Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet van het Museum Plantin-Moretus, inv. nr. 197.
Het gezicht en de houding van de nimf met trompet in Venus in de winkel van Vulcanus (1649, cat. nr. 12) lijkt sterk op de Victoria-figuur met palmtak en lauwerkrans in Het verzoek van de Brabantse steden om toetreding tot de Staten Generaal (1650) in het stadhuis van ’s-Hertogenbosch. Ook de vrouw met papegaai in het Deel van de triomfstoet, met bloemenstrooiende vrouwen en een olifant (1651, cat. nr. 23) doet aan deze Victoria-figuur denken.
Zie over de lichtweergave in dit schilderij: Van Eikema Hommes 2013 (3), p. 216.
Ibidem.
Van Thuldens voorkeur voor rood zien we ook terug in sommige van zijn olieverfschetsen, die in bruine en grijze tinten zijn uitgevoerd met enkel roze en rode accenten. Zie bijvoorbeeld de Allegorie op de intrede van ’s-Hertogenbosch in de Unie (Gemäldegalerie der Akademie der bildende Künste, Wenen): Roy 1991, pp. 180-181. Zie ook cat.nr. 23, fig. 10.
Speleers 2005.