Document acties
Cat. nr. 09
Thomas Willeboirts Bosschaert
(Bergen op Zoom 1613/14 – 1654 Antwerpen)
Frederik Hendrik en Maurits als veldheren met in het verschiet de slag van Vlaanderen [1650]
Doek, 317 x 204,5 cm (westarm, zuidwand boven)
Van Gelder 1948/1949, nr. 24; Peter-Raupp 1980, nr. 10; Loonstra 1985, nr. 11; RGD 2001, nr. 18; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. IX
1. Beschrijving
De compositie wordt grotendeels ingenomen door de figuren van de jonge Frederik Hendrik en Maurits, beiden geharnast te paard. Een gevleugelde vrouwenfiguur (Overwinning) kroont hen met lauwerkransen; in beide lauwerkransen fonkelt een ster. In de achtergrond vinden krijgshandelingen plaats, deels op het land en deels op zee. Uitgebeeld is de slag van Vlaanderen, tegenwoordig beter bekend als de slag bij Nieuwpoort. De prinsen te paard worden beschenen door een van linksboven invallend licht dat correspondeert met de richting van de werkelijke lichtval op deze plek in de zaal vanuit de koepel. Het landschap met de veldslag in de achtergrond is sterk belicht met aan de horizon een heldergeel schijnsel.
2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering
2.1.1. drager
Doek. Doekmaat: 327 x ca. 214 cm. Twee verticale banen: linkerbaan ca. 101,5 cm, rechterbaan ca. 112,5 cm. Zelfkanten: aan weerszijden van de naad en langs de rechterrand. Langs de linker doekrand en langs de onder- en bovenrand is het doek tweemaal omgevouwen en vastgezet met een overhandse steek.
Weefseldichtheid:
linkerbaan 12,55 (12-13) verticale draden/cm en 10,1 (9-12) horizontale draden/cm
rechterbaan 12,6 (12,5-13) verticale draden/cm en 10,63 (10-11,5) horizontale draden/cm
Gezien de grote overeenkomst in het aantal verticale kettingdraden per cm komen beide banen waarschijnlijk uit dezelfde rol doek.
2.1.2. grondering
Eén beigekleurige gronderingslaag, die loodwit en een weinig omber bevat (2001/49, 2001/50).
2.1.3. spanraam
oorspronkelijk grenenhouten spanraam
formaat: 317 cm x 205,2 cm
2.1.4. opspanning van het doek
Naast de gebruikelijke sporen van de opspanning met touwtjes van de grondeerder, van het positioneren van het doek op het uiteindelijke raam, de huidige opspanning met touwtjes en een serie van acht metalen nagels op de bovenrand, vertonen de randen van het doek ook sporen die afwijken van de andere doeken en vermoedelijk te maken hebben met het opspannen van het doek door de schilder. Vlak naast de gronderingsgaatjes bevinden zich langs de linker- en de rechterrand andere gaatjes, waarvan er enkele roestsporen bevatten. Deze sporen wijzen op het gebruik van ijzeren nagels en komen ook voor in het andere schilderij van Willeboirts Bosschaert in de Oranjezaal, Frederik Hendrik als heerser over de zeeën (cat. nr. 17).
fig. 1. Detail van de lucht bij de spanrand met boogvormige afdruk en krassen in de natte verf.
Daarnaast zijn er in de verf langs de randen van het schilderij ook handafdrukken en andere afdrukken te vinden, die zijn ontstaan toen de verf nog niet droog was en dus waarschijnlijk in het atelier van de schilder. De afdrukken zijn ca.1,5 tot 2 cm lang en 0,3 cm breed, geribbeld en licht boogvormig (fig. 1). Het zou een afdruk van touw in de natte verf kunnen zijn. Er zijn ook schuursporen te zien waar iets vierkants door de natte verf is gegleden. Het ritme van deze sporen lijkt samen te hangen met het ritme van vierkante gaten die ca. 3 cm binnen het beschilderde oppervlak vallen. Bij deze gaten vertoont de verf soms zelfs een baard. Het lijkt erop dat de sporen inde natte verf te maken hebben met het verwijderen van nagels uit de nog niet droge verf. De schilder heeft blijkbaar gebruikgemaakt van een tweede serie nagels bij het opspannen van het doek.
Linksboven lijken op de voorzijde van het schilderij houtvezels in de verf te zitten. De verf in de hoek is wat kriebelig, wat gegolfd. Linksboven ontbreekt de verf over 21 cm lengte en een hoogte van ca. 1,8 cm. Aan de onderkant hiervan loopt een baard. Een mogelijke verklaring voor deze verschijnselen is dat de schilder het doek na het afspannen tussen twee houten latten heeft opgehangen (fig. 2). Al deze sporen lijken erop te duiden dat de schilder voor zijn beide doeken maar één spanraam had en daarom tijdens het werk - terwijl de verf nog nat was - het doek afspande zodat hij het spanraam kon gebruiken voor zijn andere compositie (zie cat. nr. 17). Na het afspannen werd de Frederik Hendrik en Maurits als veldheren met in het verschiet de slag van Vlaanderen opgehangen geklemd tussen twee houten latten.
fig. 2. Detail bovenrand.
De verf van de lucht vertoont bovenaan een baard die is ontstaan toen waarschijnlijk een lat in de natte verf werd gedrukt.
2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
In een losse, met penseel uitgevoerde schets zijn de figuren globaal aangegeven. De tekening, die op veel plaatsen door de dun opgebrachte verf heen schemert, bestaat uit fijne verflijnen, soms zwart met voornamelijk houtskool (11/12) en soms rood, zoals in de nek van Frederik Hendrik (fig. 3), zijn lauwerkrans en bij de voet van de gevleugelde vrouwenfiguur, Overwinning. Met infraroodonderzoek zijn meer lijnen te zien, vooral in het hoofd van het paard van Maurits.
De onderschildering (doodverf) is op veel plaatsen zichtbaar, vooral in het bruine paard en het wapentuig. Willeboirts Bosschaert onderschilderde de meeste vormen met vloeiende verf die hij dun aanbracht. In de oranje en rode textilia is de onderschildering dekkend. Voor het lichaam van Overwinning zou mogelijk een sneldrogende verf met een waterig bindmiddel kunnen zijn gebruikt. Dit wordt in ieder geval gesuggereerd door de sterke fluorescentie van de onderschildering in dwarsdoorsnedes (11/2; 11/3;11/4). De onderschildering diende om het modelé van de figuren in grote volumes aan te geven en ook als eerste indicatie van de uiteindelijke kleur. Het bruine paard werd met warm roodbruin gemodelleerd en de harnassen met grijsbruin. Het lichaam van Overwinning kreeg een dunne zandkleurige voorbereiding. Dwarsdoorsnedes tonen dat in dit stadium de lichte (11/2) en middentonen (11/3) van haar lichaam vrij egaal werden geschilderd in dezelfde toon; de schaduwen (11/4) werden in een andere toon aangegeven.
Het groene zadel is voorbereid met transparante groene verf, die, bij uitzondering, vrij dik is aangebracht (11/1 = fig. 5). Het rode kleed van Overwinning en de oranje sjerp kregen respectievelijk een okergele en oranje basistoon (11/5), die zoals gezegd dekkend is aangebracht. In het kleed van Overwinning is goed te zien dat deze onderschildering werd gemodelleerd. In de sjerp werd deze daarentegen nagenoeg egaal aangebracht en in een volgende fase gehoogd en gediept. Bij een aantal passages ontbreekt de doodverf, zoals in het witte paard. De beige kleur van de grondering was zelf al geschikt om een wit paard op uit te werken. Datzelfde geldt voor het uitgelichte gelaat van de jonge Frederik Hendrik en de vleugels van Overwinning; beide zijn in één keer, grotendeels nat-in-nat op de grondering geschilderd (fig. 3). Het blauw van de lucht is eveneens grotendeels in één laag aangebracht en bevat smalt, loodwit en aardpigmenten (11/11).
fig. 3. Detail met het hoofd van Frederik Hendrik.
Lijnen van de ondertekening schemeren door de verf. Direct links naast het oor zitten lijnen die het oor meer naar links plaatsen en vanuit het huidige oor recht naar beneden is in de nek een lijn zichtbaar van een contour die de oorspronkelijk meer naar links geplaatste nek begrensde.
2.2.2. opmaak
Bij het opmaken van de voorstelling bouwde de schilder de verschillende partijen min of meer gelijktijdig op en werkte daarbij van een globale naar een gedetailleerde invulling van de vormen. Hij maakte bijvoorbeeld Frederik Hendrik en zijn paard eerst in kleur en vorm op en vervolgens de achtergrond eromheen. Daarna ging hij verder met de detaillering van de figuur en het paard en vervolgens met details in de achtergrond. De schilder spaarde kleinere vormen niet uit maar schilderde deze over de onderliggende verflaag. Zo zijn de sabel en teugels van Frederik Hendrik over diens witte paard heen geschilderd.
Bij het uitwerken verdreef de schilder de lichte en donkere tinten meestal nat-in-nat in één enkele verflaag. Na droging werden nog de donkerste schaduwen en hoogste lichten aangebracht, evenals details. Willeboirts Bosschaert gebruikte zijn onderschildering op een gevarieerde manier bij het opmaken. In de meeste partijen liet hij deze zichtbaar als middentoon waarop losjes werd gediept en gehoogd. Het bruine paard werd bijvoorbeeld op de sienakleurige onderschildering uitgewerkt met vlotte bruingrijze toetsen. De lichte en donkere tinten zijn heel dun aangebracht en slechts losjes verdreven, zodat de onderschildering sterk meespeelt in het eindresultaat. Ook in de harnassen is de onderschildering als middentoon gebruikt. De suggestie van glanzend metaal is bereikt doordat met tamelijk dik vloeiende witte en lichtgrijze verf naar het licht is toegewerkt. De schilder heeft de verven soms verdreven en andere keren meer dekkend aangebracht, zodat de grijsbruine onderschildering in wisselende mate doorschemert. De schaduwen van het metaal zijn met donkergrijs aangezet. Hiervoor gebruikte de schilder een vloeiende verf die hij dun aanbracht. Bij het witte paard zien we een soortelijke aanpak bij het modelleren, maar hier is de kleur van de grondering de basis voor de middentoon (fig. 4). De lichte partijen zijn met toetsen dikke witte verf losjes geschilderd, terwijl in de schaduwen vloeiende, meer donkergrijze loodwithoudende verf dun over de grondering is aangebracht. De beige grondering geeft warmte aan de schaduwen, al moet dit effect sterker zijn geworden doordat de loodwitverf door veroudering transparanter is geworden.
fig. 4. Detail met het hoofd en de hals van het witte paard.
De grondering schemert door de verf.
In de draperieën is de onderschildering deels zichtbaar gelaten. Zo is de oranje sjerp op de gekleurde onderlaag alleen nog gehoogd en gediept (11/5). In de rode draperie werkt de okergele doodverf ook door in het eindresultaat, vooral links bij de benen. Alleen in het groene zadel is de onderschildering grotendeels afgedekt met dekkend en feller groen. Tenslotte is met geel en wit de decoratie aangebracht (11/1 = fig. 5). Bij het uitwerken van de huidtinten van Maurits en Overwinning bracht de schilder de opmaakverf wat dik en gesloten aan, zowel in de schaduwen (11/4) als in de lichte (11/2) en middentonen (11/3). Bij het lichaam van de vrouw zijn dekkende lichte en donkere nuances tamelijk glad verdreven zodat de onderschildering slechts hier en daar nog te zien is, zoals in de schaduw in de arm boven Maurits. Vervolgens werden nog wat lichte (11/2) en donkere accenten (11/4) gezet. In de figuur van Maurits is de onderschildering slechts in de schaduwen iets zichtbaar.
fig. 5. Dwarsdoorsnede van het groene zadel (11/1).
4. gele decoraties: gele (vermoedelijk loodtingeel), transparante en rode pigmenten (10-25 µm)
3. groene opmaakverf: azuriet, loodwit, oker/gele lak, bruin, zwart (15-25 µm)
2. lichtgroene doodverf: loodwit, fijn blauw (vermoedelijk azuriet), okergeel, rood, bruin (zwart?) (70-75 µm)
1. grondering: loodwit en omber (max. 20 µm, incompleet
De voorstelling is snel en losjes geschilderd. Daarbij gaf de schilder de vormen die licht vangen steeds de meeste detaillering en liet hij de schaduwzones meer schetsmatig, zoals is te zien in de harnassen en de plooikraag van Maurits. Ook zijn de verschillende vormen in verschillende mate uitgewerkt. Het gezicht van Maurits is verreweg met de meeste nuances weergegeven; alle vormen zijn zorgvuldig en tot in de details aangegeven met een scala aan warme en koele huidtinten, die heel voorzichtig in elkaar zijn verdreven. In de rest van het schilderij zijn de vormen meer met losse toetsen geschilderd. Het hoofd van Frederik Hendrik is, in vergelijking met dat van zijn halfbroer, opmerkelijk weinig gedefinieerd (fig. 3). Het gezicht is direct op de grondering tamelijk egaal met huidkleur ingevuld, zodat het beige van de grondering doorschemert. Neus, mond en ogen zijn hoofdzakelijk met lijnen aangegeven. Opmerkelijk efficiënt heeft de kunstenaar de stenen op de voorgrond geschilderd. Op de bruine verf voor de bodem is met een enkel lijntje langs de contour de lichtzijde gedefinieerd en met een donker vlak de beschaduwde kant.
Willeboirts Bosschaert heeft zijn penseelvoering ook ingezet voor het verkrijgen van stofuitdrukkingseffecten. Zo zijn de donkere manen van het paard van Maurits met lange halen gesuggereerd. In de voorste benen van het witte paard heeft de schilder bij de enkels in de natte verf gekrast om haren aan te geven.
Verftoetsen die hij in een laat stadium van het schilderproces aanbracht, hechtten vaak niet goed op de onderliggende verflaag: de verf is op veel plaatsen, zoals bij de contouren van de schouder van Frederik Hendrik, samengetrokken tot kleine bolletjes, het zogenaamde 'parelen'.
Zoals beschreven variëerde de kunstenaar bij de uitwerking van het witte paard (fig. 4) en de harnassen de consistentie van zijn verven. In de overige delen van het schilderij gebruikte hij vooral vloeiende verven die hij dun aanbracht. Hier en daar was de verf zo vloeibaar dat deze naar beneden is gelopen, zoals in de rode glacis (met cochenille en brasil wood) in het rode kleed van Overwinning. In de staart van Maurits’ paard en het plantje eronder is de verf meegesleurd met een transparante druppende materie (een sterk verdunde olie of uithaalvernis). Voor het suggereren van de felste hooglichten, zoals in de wapenrusting van Frederik Hendrik en het goudborduursel van zijn zadel en zijden sjerp, gebruikte hij echter heel ‘droge’ verf die uitsteekt uit het verder gladde verfoppervlak. Ook in het vuur in het landschap met de veldslag zijn dergelijke opstaande toetsen gebruikt
(fig. 10).
Vrijwel alle vormen zijn tijdens het opmaken langs de contouren omrand. We zien rode en bruinrode lijnen rondom Overwinning en de huid van de mannen, en bruine rond het been van de prins, de stijgbeugels en het bruine paard. Ook het hoofd van het witte paard en diens benen zijn met lijnen aangezet. Langs veel contouren van dit dier schemeren ook lijnen door van de ondertekening en de onderschildering; een effect dat (deels) veroorzaakt is door de toegenomen transparantie van de loodwitverf. Ook rondom het harnas van Maurits zien we contourlijnen, maar deze zijn op een andere manier tot stand gekomen. Op de bruingrijze doodverf is de opmaakverf net niet tot de rand van de vorm aangebracht. De lichtblauwe verf van de lucht is met losse toetsjes tegen de rand van de doodverf gezet. Het resultaat is een donkere lijn van de opengelaten doodverf die tussen de twee opgemaakte partijen zichtbaar is gebleven. Een soortgelijke werkwijze is ook te zien bij de vleugels van Overwinning, die echter direct op de grondering zijn opgemaakt. Tussen de vleugels en de lucht is een dunne lijn van de grondering opengelaten die de contour van de vleugel versterkt. De aangezette contourlijnen variëren sterk in kleur en dikte. Wanneer aangrenzende vormen al door hun kleurcontrast goed van elkaar loskomen, zoals de benen van het witte paard tegen het bruine paard, zijn de lijnen dun of ontbreken ze zelfs. Wanneer echter gemakkelijk verwarring kan optreden zijn de lijnen dik en donker, zoals te zien bij de contour van de achterkant van het witte paard tegen de vrijwel gelijk gekleurde lucht. De contourlijnen bij de figuren zijn nooit star maar juist losjes en variërend. Het vrijwel schaduwloze gezicht van Frederik Hendrik krijgt zijn vorm door warmbruine lijnen langs zijn profiel. Het is geen ononderbroken stijve omtrek, maar een sierlijke, vrije lijn die soms de lucht overlapt. Doordat in sommige delen van zijn profiel, zoals zijn kin, contourlijnen ontbreken verkreeg de schilder een levendig effect (fig. 3).
2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
Bij de onderschildering week Willeboirts Bosschaert vaak van zijn eerste opzet af en ook tijdens het opmaken voerde hij veranderingen door, zelfs aan vormen die al tamelijk ver waren uitgewerkt. De belangrijkste verandering is dat de prinsen en hun paarden meer uit elkaar zijn geschoven waardoor ze vrijwel de gehele breedte van het doek vullen. Deze wijziging moet in een vroeg stadium van het schilderproces zijn doorgevoerd, want een doodverf was nog nauwelijks aanwezig. In het gezicht van Frederik Hendrik zien we lijnen van deze eerste versie doorschemeren (fig. 3). Het uiteindelijke gezicht is naar rechts beneden verschoven. Het hoofd van het paard van Frederik Hendrik lijkt nog in een later stadium te zijn verschoven, want het uiteindelijke oor is over de opmaakverf van het harnas van Maurits geschilderd. Onder de kleding van Maurits zien we witte lijnen doorschemeren van de eerste versie van het oor. De schilder deed ook diverse kleinere aanpassingen. De prinsen droegen, bijvoorbeeld, eerst beiden een platte kraag met punten (fig. 6 toont de contour van deze eerste kraag). De blauwe linten over de borst van Maurits waren van oorsprong niet bedoeld. Ze zijn geschilderd over het reeds geheel uitgewerkte harnas waarin zelfs de decoratie al met felgele hooglichten was aangegeven. De rechtervleugel van Overwinning was eerst wat lager geschilderd en had aan de onderzijde een andere ronding.
2.2.4. verouderingsverschijnselen
Op diverse plaatsen zijn in het verfoppervlak krimpscheuren aanwezig, in het bijzonder bij partijen die tijdens het schilderen veranderd zijn. We zien ze in de beschaduwde haren van Frederik Hendrik (fig.3), in het deel van Maurits’ plooikraag dat de lucht overlapt (fig. 6), in de witte wolken rondom zijn hoofd en in de borst van het bruine paard waar deze is verlaagd en over de lucht is geschilderd. Ook de gele lucht zelf is hier gecraqueleerd. Verder vertonen vooral de lichtblauwe, met smalt geschilderde, zones van de lucht sterke jeugdbarsten. Bovendien is hier plaatselijk een opmerkelijk sterk ouderdomscraquelé aanwezig. Juist op deze plaatsen is aan de achterzijde van het doek zichtbaar dat een zwart materiaal door het doek is geduwd. Dit onbekende materiaal (verf?) moet tussen de grondering en het doek liggen en lijkt de oorzaak van het ouderdomscraquelé.
fig. 6. Detail met het gezicht van Maurits.
In de lucht linksboven zijn verticale, bruinige strepen te zien. Deze strepen bleken bij de restauratie niet verwijderbaar. Het is opmerkelijk dat een soortgelijk verschijnsel ook op Willeboirts’ andere schilderij Frederik Hendrik als heerser over de zeeën (cat. nr. 17) te vinden is. Dit suggereert dat het niet een waterschade betreft, maar voortkomt uit de door deze schilder gebruikte materialen en technieken.
De loodwithoudende verf van het witte paard lijkt in de loop der tijd transparanter geworden. Hierop wijzen in ieder geval de opvallend goed zichtbare lijnen van de ondertekening. Door de toegenomen transparantie schemert de grondering veel sterker door dan oorspronkelijk was bedoeld. Omdat de grondering zeer licht van toon is heeft dit echter geen storende veranderingen in kleur of modelé tot gevolg gehad.
2.3. signatuur en opschriften
2.3.1. signatuur
geen
2.3.2. opschriften
geen
2.3.3. opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
155/135 cm boven de vloer: ‘ booven de slaegh van / Vlaenderens’
195/175 cm boven de vloer (afwijkend kleiner schrift): ‘[...]n de Slagh / [...]n Vlaendere / Willboerts’
2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis
Het werk is in de negentiende eeuw van plaats verwisseld met het ertegenover geplaatste schilderij De opvoeding van Frederik Hendrik (cat. nr. 10) van de hand van Van Thulden (westarm, zuidwand boven).
Het spanraam is onverstoord gebleven.
2.4.2. conditieopname voor de jongste behandeling
Het schilderij is onbedoekt gebleven en bevond zich op het oorspronkelijke spanraam. Het raam is onverstoord gebleven en de opspanning met touwtjes was grotendeels intact. Het doek is naar alle waarschijnlijkheid nooit van zijn oorspronkelijke spanraam afgehaald. Het was met touw opgespannen waarbij op enkele plaatsen het touw gebroken is geraakt. Aan de onderzijde waren de opspangaten in het doek uitgescheurd. Er is aantasting van de verflaag door waterschade en schimmel aan de achterzijde en beeldzijde geconstateerd, waardoor versterkte craquelévorming en dreigend verfverlies is ontstaan. Met doorvallend licht was de porositeit van de verf duidelijk zichtbaar (fig. 7). Met UV-fluorescentie werden onregelmatigheden van vroegere vernisafnames vastgelegd waarbij met name in de lichtere partijen ogenschijnlijk vaker en grondiger schoongemaakt is in het verleden. Er waren geen oude retouches noch overschilderingen.
fig. 7. Opname met doorvallend licht.
2.4.3. jongste behandeling
Het schilderij was een van de eerste schilderijen van de Oranjezaal die in de recente restauratie zijn behandeld en aan de hand waarvan de behandelingsmethodiek werd beproefd. Het doek maakte deel uit van de graadmeter, een demonstratie van de restauratie of proefbehandeling van de noordwesthoek in de Oranjezaal.
Na de uitname uit het montageraam is het schilderij in situ van stof en vuil gereinigd. Vervolgens is het doek vanaf de voorzijde geheel geïmpregneerd met een 3%-oplossing van gelatine en is de verouderde vernis in gradaties afgenomen. Verschillende partijen bleken reeds vaker te zijn schoongemaakt, waarbij ook sleetsheid aan de verflagen was opgetreden (luchtpartij rechtsboven). Uit schoonmaaktesten en microchemisch onderzoek bleek dat vanwege de poreuze structuur van de verflagen oplosmiddelen en opgeloste vernis in de drager doordrongen. Door de impregnatie met de gelatineoplossing werd dit effect verminderd. De opstaande verf kon worden vastgezet door de geïmpregneerde zones te bevochtigen en met een warme spatel na te behandelen.
De vernisreductie is uitgevoerd met een zwak polair mengsel van ethanol en iso-octaan (2:3) op wattenstokjes en met tissues. Hierbij zijn ook verfspatten en randjes paarse verf, afkomstig van de architectuur, verwijderd. De opspanning met de touwtjes is hersteld en de lacunes zijn gevuld en geretoucheerd. Er is een dunne laag vernis (damarhars 25% in white spirit, aromaatgehalte 15%) aangebracht over het gehele schilderij. Er werd hierbij gestreefd naar verzadiging van de kleuren en een gelijkmatig halfmat beeldoppervlak. Het schilderij is teruggeplaatst op de oorspronkelijke plaats: westarm, zuidwand boven.
Restauratoren: AvG, LK, NvdW, NvH, LiSp.
3. Documenten en bronnen
3.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3.1.1. geschreven bronnen
1. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen in het handschrift van Post met aantekeningen van Huygens (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 6, 7): ‘9. sijn hoogh gaet te paert om sijn eerste toght te doen. Begiftinge van pallas en mercurius met schilt en vleugels’.
2. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen uit de middelste rang in het handschrift van Van Campen (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 8, 9): C sijn gang naer de Slagh van vlaenderen gewapent op een moedigh peert van palles en mercurius met haer wapenen begiftight.
[Op de bijbehorende plattegrond staat dit onderwerp niet aangegeven op de plaats waar het schilderij thans hangt, maar op de tegenoverliggende wand.]
3. Dagboek van Willem Frederik van Nassau, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe (Visser 1995) 3-13 juli 1648: ‘Dess avontz nae den eeten seyd H.H. dat in de sael van Huys van’t Bosch soud het leven van S.H. saliger geschildert wesen van 7 off 8 de beste schilders van het landt, en wahren wie het niet eens; sie wold de bataillie van Vlaanderen der niet in hebben, en ick ordeelde dat wass soo een genereuse actie van S.H., maer 16 jaer oldt sijnde, dat hij daerbij wolde wesen, dat het vooral daerbij most wesen’. 1
4. Memorie van Van Campen voor G. de Crayer (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 20): ‘Sign. Crayer. Sijn hoogheijt te paerd in ouderdom van 16 jaeren, den prince Maurits daer neffens als onderwijsende en leydende naer de bataljie. Op haer heleme elck een ster off in de loght Castor en Pollex. Beneden int verschiet de slagh van Vlaenderen. De beelden 6 voet groot, doch elck naer sijn ouderdom. De reghte dagh. De doeck is hoogh 10 voet 2 duijm, breet 6 voet 6 duijm, staet hoogh 16 voet uijt de vloer.’2
5. Brief van Huygens aan Amalia van Solms, 16-08-1649 (Worp 1911-1917, deel V nr. 4969): ‘A Anvers je vis il y a cinq ou sic jours les eschantillons ou modelles de Willeboirt et goncales des pieces qui leur ont esté ordonnées, et je fay estat de les trouver à la Haye, pour les monstrer à V.A. et en scavoir ses sentimens, san quoy je n’ay rien voulu prendre à ma charge. Crayer, le grand peintre de Bruxelles, s’est excusé par lettre de faire sa piece sous pretextes controuvez. Je croy que la veritable raison est, que le subject est trop Huguenot et orangeois, pour estre executé dan Bruxelles. Ce seroit l’expedition de S.A. aveq le Prince Maurice vers la bataille de Flandres. Il faudra que quelqu’autre y mette la main. A Anvers les peintres estiment que, pour estre matiere de chevaux, personne n’y est plus propre que Willeboirts, en ayant donné de grandes epreuves. V.A. en disposera selon sa bonne volonté’.
6. Brief van Huygens aan Amalia van Solms, 03-09-1649 (Worp 1911-1917, deel V nr. 4974) ‘Nous concertâmes alors que, puisque le bon peintre Crayer s'est excusé - dont je suis bien marry - Willeboert serait le plus propre à faire la pièce, qui luy avoit esté destinée; et je prins à ma charge de l'en advertir, ce que j'ay faict depuis par lettre expresse, en luy recommandant fort de m'envoyer au plus tost ses modèles, que luy et les autres peintres m'avoyent monstrez à Anvers, parce que V. A. avoit haste de les veoir. et qu'ils m'avoyent promis, que je les trouveray icy au retour de S. A. de Zélande. Jusqu'à present je suis encor dans ceste attente, et je ne puis m'imaginer ce qui les retient. Au moins je leur en ay escrit bien aygrement, et en auray asseurement response au premier jour. Ceste perte de temps nous vient de ce que van Campen, qui prétend qu'on suive exactement ses ordonnances, les marque si obscurément, que ceux qui les doibvent exécuter, sont obligez d'en faire nouveaux modèles de leur main, pour veoir s'ils s'entendent. Il m'avoit prié que, quand ils viendroyent d'Anvers, en les envoyant à V. A., je luy en donnasse advis, et ainsi l'eussay je faict, mais comme j'ay dit, il n'est rien paru jusques ores. Aussi sera il bon que l'on en confère de bouche, ce que je preveois ne pouvoir bien se faire, qu'au retour de V. A., puisqu'elle se va remettre en voyage, mais cela n'empeschera pas, que je m'en descharge par avance, et les feray tenir à V. A. par exprés, dés qu'ils seront arrivez.’
7. Brief van Willeboirts Bosschaert aan Huygens 5-09-1649(Worp 1911-1917, deel V nr. 4976): ‘Den uwen is mij wel geworden ende [heb] verstaen, dat de schetsen noch niet ontfangen waeren; ben daerover verwondert, want Sr. Gonsales heeft de mijne twee doen haelen om s’anderdaechs wech te seynden, wel vier ofte vyf daegen te voren, eer ick Ued.s brief ontfangen hebbe, doch twyffele niet, oft sullen nu al ontfangen wesen; ende isser yets, datt by Ued. ofte Mons.r van Campen gevonden werdt niet wel te wesen, dat ick maer mach hebben een kleijn letterken, sal mij daernaer reguleren. Vorders bedancke Ued. ten hoochsten van de sorge in dese affairen voor my gdraegen; sal grootelycx verschuldicht blijven ende ondertusschen altyts trachten te mogen syn en blyven … Antwerpen, 5 Septemb. 1649.’
8. Brief van Willeboirts Bosschaert aan Huygens 13-12-1649 (Worp 1911-1917, deel V nr. 5014): ‘… Ick hebbe de stucken voor Haere Hoocheyt alle beijde in handen, hoewel aen t opmaecken sal noch al wat werck vallen, doch ick sal nootsakelijck van doen hebben de twee contrefeitsels, een van Prince Mauritius ende het andere van Prince Heindrick van den tijt van de bataglis van Nieupoort, doen Syn Hoocheyt hoochloffelycker memorie maer sestien jaer out was en Prince Mauritius twaelf oft dertien jaer ouder; ick twijfele niet, oft die sullen in t hof te vinden syn. Ick bidde, dat Ued. naer deselve eens te doen vragen; hoe slecht dat se waeren, het waere mij genoech, als ick maer eenige phisionomie en sage. …’.
9. Brief van Willeboirts Bosschaert aan Huygens zonder datum: (Worp 1911-1917, deel V nr. 5033): ‘… Ick verstaen, het contrefeitsel van Prince Hendrick sal gesonden worden, ende van Prince Mauritius, dat men dat sal nemen op die maniere, gelyck hij den meesten [tyd] syns levens den baert heeft gedraegen; dat is licht te doen, den baert vierkant oft spits te maecken, maer diene evenwel de tronie te hebben van dien ouderdom, gelyck Syne Excell.e doen is geweest. Aengaende wanneer ick mijne stucken ende Sr. Jordaens en Sr. Gonsales sy de haere sullen gedaen hebben, ick hebbe voor desen wel gehoort, dat H.H. te voren hadde staet gemaeckt van de stucken te hebben tegen Maijo, waernaer ick mij hebbe gereguleert, in de hope daer tegen gedaen te hebben oft seer naer, ende Sr. Gonsales segt van gelijcken, doch Sr. Jordaens meijnt, dat hij van af bijkans gedaen heeft, soo ick verstaen hebbe. …’.
3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
Olieverfschets op paneel, 24,5 x 15,5 cm
Parijs, Musée du Louvre, inv. nr. R.F. 1938-28
Gepubliceerd door J. Foucart (1967)
4. Commentaar
Dat Willeboirts Bosschaert deze voorstelling met Frederik Hendrik en Maurits als veldheren met in het verschiet de slag van Vlaanderen zou schilderen lag niet vanaf het begin vast. De opdracht was aanvankelijk aan de Brusselse schilder Gaspar de Crayer (1584-1669) gegeven, aan wie de Memorie van Van Campen is gericht (zie document 4). Uit een brief van Huygens van 16 augustus 1649 aan Amalia van Solms blijkt dat De Crayer de opdracht niet aannam (zie document 5). Volgens Huygens had De Crayer voor zijn afwijzing enkele voorwendsels verzonnen, maar was de werkelijke reden dat ‘… le subject est trop Huguenot et Orangeois, pour estre executé dans Bruxelles.’ Huygens zou hier heel goed gelijk in kunnen hebben gehad. De Crayer werkte veelvuldig voor het Brusselse hof waar de landvoogden over de Spaanse Nederlanden gezeteld waren; ten tijde van de Oranjezaal aartshertog Leopold Wilhelm.3 Juist het leger van een van zijn voorgangers, dat van aartshertog Albert, werd door de Staatse legers onder leiding van prins Maurits in de slag van Vlaanderen (ofwel de slag bij Nieuwpoort op 2 juli 1600) vernederend verslagen.
Huygens beveelt in zijn brief aan Amalia vervolgens Willeboirts Bosschaert aan, die voor de Oranjezaal al de opdracht had gekregen voor Frederik Hendrik als heerser over de zeeën (cat. nr. 17). Diverse Antwerpse schilders hadden Huygens verzekerd dat op het gebied van paarden schilderen niemand beter was dan Willeboirts Bosschaert. Vanaf 1641 had de schilder al verschillende opdrachten uitgevoerd voor de stadhouder.4 In een brief van 3 september 1649 schrijft Huygens aan Amalia dat hij Willeboirts de opdracht heeft doen toekomen en hem heeft gevraagd zo snel mogelijk zijn ‘modeles’ te sturen (zie document 6). In een brief van 5 september 1649 schrijft Willeboirts aan Huygens dat zijn twee schetsen enkele dagen tevoren door Gonzales Coques zijn opgehaald om te worden verstuurd (zie document 7). Van de schetsen voor beide Willeboirts schilderijen is alleen die voor het hier besproken werk Maurits en Frederik Hendrik als veldheren bewaard gebleven: een olieverfschets op paneel die zich tegenwoordig in het Louvre bevindt (fig. 8).
fig. 8. Thomas Willeboirts Bosschaert, De prinsen Maurits en Frederik Hendrik bij de slag van Nieuwpoort 1600. Paneel 24 x 15 cm.
Musée du Louvre, Parijs, © RMN-Grand Palais (Musée du Louvre) / Jean-Gilles Berizzi.
Het onderwerp voor het schilderij lag niet vanaf het begin vast.5 In zijn dagboek tekende de Friese stadhouder Willem Frederik in juli 1648 op dat Amalia bezwaar had tegen de voorstelling: ‘… sie wold de bataillie van Vlaanderen der niet in hebben …’. Willem Frederik was het daar niet mee eens: ‘… en ick ordeelde dat wass soo een genereuse actie van S.H., maer 16 jaer oldt sijnde, dat hij daerbij wolde wesen, dat het vooral daerbij most wesen’ (zie document 3). Over de aard van de voorstelling lijkt inderdaad gedebatteerd te zijn, want het onderwerp van het schilderij was aan verandering onderhevig. In de lijsten met onderwerpen voor de Oranjezaal van Van Campen en van Post wordt Maurits niet genoemd en zou Frederik Hendrik worden vergezeld door Athene en Mercurius. De beschrijving in de Memorie van Van Campen, die zoals gemeld nog aan De Crayer is gericht, komt veel sterker overeen met het uiteindelijke schilderij: ‘Sijn hoogheijt te paerd in ouderdom van 16 jaeren, den prince Maurits daer neffens als onderwijsende en leydende naer de bataljie. Op haer heleme elck een ster off in de loght Castor en Pollex. Beneden int verschiet de slagh van Vlaenderen' (zie document 4). Maurits wordt nu wel genoemd en ook in de onderwijzende en leidende rol waarin we hem in Willeboirts Bosschaert’s schilderij zien uitgebeeld. Van Campen noemt ook dat de twee broers op hun helm elk een ster moesten krijgen, op deze manier verwijzend naar de mythische tweelingbroers Castor en Pollux. In plaats van twee sterren mochten volgens de Memorie de Dioskouren ook in de lucht worden uitgebeeld. Dit is in Willeboirts schilderij echter achterwege gelaten. In plaats daarvan voegde hij een gevleugelde vrouwfiguur toe die als Overwinning is geïdentificeerd.6 Ook de door Van Campen genoemde helmen zijn in het schilderij niet afgebeeld. De twee sterren zijn nu in de lauwerkransen geplaatst.
In de olieverfschets die Willeboirts vervaardigde, zijn bovengenoemde wijzigingen reeds doorgevoerd. Het is niet duidelijk op wiens initiatief de figuur van Overwinning met de kransen is toegevoegd: de opdrachtgevers of de schilder. We weten uit een brief van Jordaens, waarin hij verreikende veranderingen voorstelt ten aanzien van zijn Triomf van Frederik Hendrik (cat. nr. 32), dat schilders het initiatief konden nemen tot inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de composities die door Van Campen waren voorgesteld. In de goed bewaarde correspondentie van Willeboirts aan Huygens zijn evenwel geen aanwijzingen te vinden voor door Willeboirts voorgestelde veranderingen. In een brief aan Huygens van 5 september 1649 verzekert de schilder juist dat hij zich geheel conformeert aan de eisen van de opdrachtgever: ‘ … ende isser yets, datt by Ued. ofte Mons.r van Campen gevonden werdt niet wel te wesen, dat ick maer mach hebben een kleijn letterken, sal mij daernaer reguleren.’ (zie document 7). Heinrich heeft gewezen op de sterke inhoudelijke overeenkomst tussen het hier besproken schilderij en het dubbelruiterportret Karel V onderwijst zijn achterkleinzoon Ferdinand om zijn voorbeeld te volgen dat Gaspar de Crayer schilderde ter decoratie van een van de triomfpoorten die was opgesteld ter ere van de intocht van Kardinaal Infant Ferdinand te Gent op 28 januari 1635. We zien op dit doek ook een - in dit geval fictieve - situatie verbeeld, waarbij een oudere vorst (Karel V) een jongere vorst (Ferdinand) onderwijst en waarbij Overwinning boven hun hoofden een lauwerkrans ophoudt.7 De veranderingen ten opzichte van Van Campens Memorie kunnen heel goed door De Crayers werk zijn geïnspireerd. Zijn voorstelling was goed bekend omdat van de decoraties voor de Gentse triomfstoet prenten waren vervaardigd die in 1636 in boekvorm verschenen.8 Ook inhoudelijke en compositorische elementen in Willeboirts' Frederik Hendrik als heerser over de zeeën (cat. nr. 17) zijn ontleend aan een schilderij voor een Blijde Intocht, in dit geval Rubens’ Overtocht met de Kardinaal Infant Ferdinand van Oostenrijk gemaakt ter ter ere van de intocht van de Kardinaal Infant in Antwerpen op 17 april 1635 (zie cat. nr. 17). De door Van Thulden vervaardigde prenten naar deze intocht verschenen in 1641 in boekvorm.
Toen Willeboirts’ schetsen eenmaal waren beoordeeld, moet hij spoedig met zijn beide doeken zijn begonnen. In een brief van 13 december 1649 schrijft de schilder: ‘Ick hebbe de stucken voor Haere Hoocheyt alle beijde in handen, hoewel aen t opmaecken sal noch al wat werck vallen …’ (zie document 8). Ten opzichte van de olieverfschets heeft Willeboirts diverse veranderingen aangebracht in zijn voorstelling. Vermoedelijk zijn deze het resultaat van de kritische beoordeling van zijn olieverfschets door Amalia van Solms, Huygens en Van Campen. Op de schets is Maurits net als Frederik Hendrik gezeten op een schimmel terwijl zijn paard op het schilderij bruin is. Verder is de figuur van Overwinning die we in de Oranjezaal van achteren zien op de olieverfschets van voren weergegeven. Opmerkelijk is ook dat Maurits op de olieverfschets baardloos is en baarddragend op het schilderij.
De voorbeelden van de portretten van de prinsen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
Dat Willeboirts aanvankelijk geen idee had hoe de prinsen er rond 1600 uitzagen blijkt niet alleen uit zijn modello, maar ook uit zijn brief van 13 december 1649. Hierin vraag hij portretten van Maurits en Frederik Hendrik ten tijde van de slag bij Nieuwpoort om te gebruiken voor zijn schilderij: ‘ … doch ick sal nootsakelijck van doen hebben de twee contrefeitsels, een van Prince Mauritius ende het andere van Prince Heindrick van den tijt van de bataglis van Nieupoort, doen Syn Hoocheyt hoochloffelycker memorie maer sestien jaer out was en Prince Mauritius twaelf oft dertien jaer ouder; ick twijfele niet, oft die sullen in t hof te vinden syn. Ick bidde, dat Ued. naer deselve eens te doen vragen; hoe slecht dat se waeren, het waere mij genoech, als ick maer eenige phisionomie en sage’ (zie document 8). Willeboirt stelt, zo blijkt uit zijn brief, niet al te hoge eisen aan de kwaliteit van de hem toe te zenden portretten, zolang er maar iets van het uiterlijk van de prinsen op was te herkennen was het voor hem reeds voldoende. In een ongedateerde brief aan Huygens die waarschijnlijk begin 1650 is geschreven, schrijft de schilder dat hij heeft begrepen dat het portret van prins Frederik Hendrik hem zou worden toegestuurd. Van Maurits was blijkbaar nog geen portret onderweg want de schilder was verteld ‘ … dat men dat sal nemen op die maniere, gelyck hij den meesten [tyd] syns levens den baert heeft gedraegen’ (zie document 9). Willeboirts wees Huygens erop dat bij het maken van een gelijkend portret uiteraard de baard niet het probleem was, die was gemakkelijk vierkant of spits te maken, maar dat hij weldegelijk het gezicht van de stadhouder met de juiste leeftijd moest hebben.
fig. 9. Michiel Jansz. van Mierevelt (atelier van), Portret van Maurits (1567-1625), prins van Oranje, ca. 1607-1613. Paneel, 111,8 × 84,4cm.
Rijksmuseum, Amsterdam.
Welk portret van Maurits uiteindelijk als voorbeeld is gebruikt is niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk was het een versie van het bekende portret dat Van Miereveld omstreeks 1607-1608 vervaardigde en dat destijds in talloze geschilderde kopieën en prenten werd gereproduceerd (fig. 9).9 De decoratie met laurierbladeren en de gouden gloed in het harnas van Maurits verwijzen ongetwijfeld naar het pronkharnas dat de Staten-Generaal voor Maurits lieten maken door wapensmid Charles Dartené, als erkenning voor diens overwinning bij de slag bij Nieuwpoort. Het pronkharnas zelf is niet bewaard gebeleven, maar in portretten vanaf 1607 zien we Maurits veelvuldig in dit harnas afgebeeld. Op de olieverfschets is Maurits zonder kraag afgebeeld, terwijl de prins op het uiteindelijke schilderij een ronde plooikraag draagt. Met een dergelijke kraag zien we Maurits in zijn portretten van rond en na 1600 standaard uitgebeeld zodat het aannemelijk is dat hij ook in Willeboirts' voorbeeld deze kraag droeg.10 Verrassend is dat Willeboirts de prins in het schilderij aanvankelijk een platte kraag met akkertjes gaf. Vermoedelijk had hij deze kraag al geschilderd voordat hij het gevraagde portret van Maurits kreeg toegestuurd. Blijkbaar had de schilder de figuur van Maurits al helemaal opgemaakt en liet hij de plek voor het hoofd open.11
Bij Frederik Hendrik werd net zo te werk gegaan. Ook hier zit onder de huidige platte kraag een kleiner model verborgen. Gezien de houding van Frederik Hendriks gezicht - van onder gezien in profiel – en de schetsmatige uitvoering zal Willeboirts zich slechts losjes hebben gebaseerd op het hem toegezonden portret.12 Tiethoff-Spliethoff concludeerde dat het voorbeeld waarschijnlijk een verloren gegaan portret is, dat zich eertijds in de stadhouderlijke verzamelingen bevond. Zij opperde de mogelijkheid dat het een portret van Jan van Ravesteijn zou kunnen zijn dat nu alleen nog bekend is van een prent van Jacob Matham, met het opschrift ‘Aet. 19, anno 1602’.13 Op dit portret draagt de prins echter een plooikraag. Het lijkt daarom meer aannemelijk dat Willeboirts een portret kreeg waarop Frederik Hendrik een platte kraag draagt, zoals op een gravure van Crispijn de Passe de Oude (1598/1600).14
Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
Willeboirts Bosschaert heeft de diverse passages in dit ruiterportret heel verschillend uitgewerkt qua detaillering, penseelvoering en consistentie van de verven. Hiermee zorgde hij ervoor dat sommige delen in de voorstelling meer aandacht krijgen dan andere. Ook zijn kleurgebruik en de verdeling van licht en donker dragen hiertoe bij. De schilder werkte min of meer gelijktijdig aan meerdere passages om hun uitwerking op elkaar af te stemmen. Hierbij voerde hij nog allerlei wijzigingen door in de positie van de figuren, tot zelfs in een laat stadium van het schilderproces.
Deze ‘zoekende’ attitude bracht met zich mee dat de schilder bij het opzetten van zijn compositie op de grondering voldoende ruimte liet voor verandering. Hij schetste de vormen uit de losse hand alleen heel globaal met fijne penseellijnen. Deze lijnen waren enkel bedoeld als indicatie, want pas tijdens het schilderen kregen de figuren geleidelijk hun definitieve plaatsing. Door de dunne verflagen zijn de schetslijnen op de grondering evenals de eerste geschilderde versies tegenwoordig goed zichtbaar, zoals in de buik van het paard en het gezicht van Frederik Hendrik (fig. 3). Een effect dat zal zijn versterkt doordat de verven in de loop der tijd meer transparant zijn geworden. Zowel op de olieverfschets als op het uiteindelijke schilderij vullen de prinsen en hun paarden vrijwel de hele breedte van het beeldvlak. Ten opzichte van het modello staan op het schilderij de paarden en prinsen wel dichter bij elkaar opgesteld. Toen Willeboirts op zijn doek de compositie opzette, plaatste hij de figuren zelfs nog meer naar elkaar toe. Hij lijkt echter al snel hebben beseft dat dit niet bevredigend was, want toen hij de prinsen en hun paarden weer uit elkaar schoof was de doodverf nog maar nauwelijks aanwezig.
De voorstelling is met losse toets in kleur onderschilderd. De vormen kregen daarbij al een eerste indicatie van hun uiteindelijke modellering. In grote delen van de voorstelling gebruikte de schilder hiervoor vloeiende verven die hij dun aanbracht, als een ‘wassing’, zodat de grondering zichtbaar bleef. Alleen de draperieën kregen een dekkende voorbereiding, net als in Willeboirts Bosschaerts andere schilderij in de Oranjezaal (Frederik Hendrik als heerser over de zeeën, cat. nr. 17). In de rode draperie van Overwinning verkreeg de schilder een geraffineerd kleureffect door de stof met dekkend geel te onderschilderen en deze kleur in het eindresultaat wat te laten doorschemeren. Deze contrasterende onderschildering lijkt bewust gekozen want ook op de olieverfschets is de doek van Overwinning al rood. Ook in zijn andere voorstelling voor de Oranjezaal gebruikte de schilder voor de draperie van de gevleugelde vrouwfiguur een anders gekleurde doodverf, in dit geval een grijze voor een geelgroene stof (cat. nr. 17).
In zijn voorstelling maakte Willeboirts effectief gebruik van de lichte grondering. Bij het opmaken verdreef hij, op de reeds gedroogde doodverf, de lichte en donkere tinten nat-in-nat grotendeels in één verflaag. Vervolgens gaf hij alleen nog de donkerste schaduwen en hoogste lichten aan, evenals details. De schilder gebruikte dun vloeiende verf, maar het gezicht van Maurits en het lichaam van Overwinning werden met meer dekkende verven uitgevoerd. De dun vloeiende verf werd alleen losjes verdreven zodat de onderschildering sterk meespeelt in het uiteindelijke effect, vooral in de middentonen, zoals bij het bruine paard goed is te zien. De lichtreflectie van de grondering geeft aan deze donkere partij luminositeit; een methode die ook in de donkere schaduwen van de harnassen is toegepast. Willeboirts’ doelmatig gebruik van de grondering blijkt ook uit het feit dat hij in het gezicht van Frederik Hendrik (fig. 3), diens witte paard (fig. 4) en de vleugels van Overwinning een onderschildering achterwege liet. Willeboirts schilderde deze vormen grotendeels alla prima waarbij hij de grondering als ‘basis’ gebruikte omdat de lichtbeige kleur ervan vrijwel overeenkomt met hetgeen de schilder wilde afbeelden.
Willeboirts modelleerde de prinsen en hun paarden met een gering tonaal contrast en geleidelijke overgangen tussen de belichte en beschaduwde vormen alsof ze beschenen worden door een diffuus licht, als van een bewolkte dag. Frederik Hendrik, die op de voorgrond een wit paard berijdt, is het sterkst belicht. Zijn gezicht is vrijwel schaduwloos. Maurits en zijn bruine paard daar vlak achter bevinden zich in de halfschaduw. Alleen Maurits’ gezicht is meer uitgelicht en trekt de aandacht door de opvallende slagschaduw van Overwinning op zijn voorhoofd. Deze zwevende vrouwfiguur lijkt wel van meerdere richtingen te worden beschenen.
Willeboirts Bosschaert heeft bij het modelleren van de figuren en voorwerpen slechts sporadisch gebruikgemaakt van reflectielichten in de schaduwen, uiteraard afgezien van het glanzende metaal. Bij de prinsen en hun paarden zijn ze meestal afwezig of alleen zwak aangeduid, zoals in de kaaklijn van Maurits. Alleen in het lichaam van Overwinning zijn enkele meer geprononceerde reflecties aangegeven. Met deze spaarzame toepassing verschilt Willeboirts van vrijwel alle andere schilders in de Oranjezaal. Zij lieten immers bijna altijd in de beschaduwde passages het licht van een aangrenzende partij weerkaatsen en brachten mede hierdoor een overtuigend het effect van bolling tot stand.
Het ontbreken van reflecties, zeker wanneer dit gecombineerd wordt met een gering en geleidelijk contrast tussen licht en schaduw, kan het gevaar opleveren dat de vormen weinig volume krijgen. Ook kan het gebeuren dat elkaar begrenzende vormen die in kleur weinig contrasteren niet goed van elkaar loskomen. Willeboirts Bosschaert loste beide problemen op door de contouren van bijna alle vormen met lijnen aan te zetten. De lijnen zijn losjes getrokken en variëren in dikte en kleur. Wanneer vormen die naast elkaar zijn geplaatst al door hun kleurcontrast goed van elkaar loskomen, zoals de witte benen van het paard tegen het bruine paard, zijn de lijnen dun of ontbreken deze zelfs. Wanneer aangrenzende vormen in kleur overeenkomen zijn de lijnen heel dik en donker, zoals langs de achterkant van het witte paard tegen de vrijwel gelijk gekleurde lucht. De lijnen geven de vormen ook meer nadruk. Zodoende is Overwinning zelfs volledig omrand met brede bruinrode lijnen waardoor ze afsteekt tegen de grijsblauwe lucht. De omrande vormen maken verder dat haar ingewikkelde, van onderaf geziene pose meteen te begrijpen is. De lijnen geven tenslotte ook gloed en warmte aan haar huid.
Een andere manier om partijen meer of minder nadruk te geven was het variëren van de mate van detaillering van de vormen en de penseelvoering. Het verschil in uitwerking is goed te zien bij de paarden waarvan de hoofden tamelijk precies zijn weergegeven en de rest van hun lichamen alleen schetsmatig. Vooral hun benen bestaan slechts uit losse toetsen op de doodverf. De benen fungeren als het ware als een repoussoir waarachter een zonbeschenen landschap zichtbaar is. Hier zien we op uiterst minutieuze manier de belangrijke veldslag weergegeven.
De schilder varieerde ook de wijze van modellering van de verschillende passages, zoals goed is te zien bij vergelijking van de harnassen van de twee prinsen. Het harnas van Frederik Hendrik kent een uitgesproken tonaal contrast en plotselinge overgangen in licht en donker, die samen met felle hooglichten en krachtige okergele reflecties de suggestie geven van glanzend metaal. De sterkste hooglichten van puur loodwit komen hier en daar zelfs fysiek uit het verder gladde verfoppervlaknaar voren. Doordat het licht op de uitstekende stukjes verf reflecteert neemt de lichtkracht van dergelijke partijen sterk toe. In vergelijking met Frederik Hendriks harnas is dat van de erachter geplaatste Maurits veel vlakker gemodelleerd. Er zijn alleen gedempte lichten en zwakke reflecties. Het zijn dergelijke verschillen die Maurits optisch doen terugwijken ten op zichte van Frederik Hendrik.
De ‘truc’ met de pasteuze hoogsels gebruikte de schilder ook voor andere glanzende voorwerpen, zoals het goudborduursel van het zadel en de sjerp. Ook het vuur in het landschap met de veldslag straalt door de opstaande felgele hoogsels (fig. 10). In de overige delen van het schilderij gebruikte de schilder, zoals gezegd, vooral dun vloeiende verven. Hier en daar was de verf zo vloeibaar dat deze naar beneden is gelopen, zoals het rode glacis van de kleding van Overwinning.
fig. 10. Detail van de achtergrond.
Het vuur bij de boot is aangeduid met pasteuze toetsen gele verf, die opstaan.
Hoewel meer in de achtergrond, is het gezicht van Maurits verreweg het meest nauwkeurig uitgewerkt. De gezichtvormen zijn zorgvuldig weergegeven en de verf is glad verdreven. Verrassend is dat het sterk uitgelichte gelaat van Frederik Hendrik vooraan juist heel schetsmatig is gelaten; het is bijna egaal met huidkleur ingevuld en de gezichtsvormen zijn vrijwel alleen met lijnen aangegeven (fig. 3). Doordat de lucht tegen het lichte profiel van deze prins wat donkerder is, verzinkt zijn gezicht niet in de achtergrond maar komt deze belangrijke passage er goed van los. Willeboirts Bosschaert liet het met donker haar omrande gezicht van Maurits en zijn bruine paard om dezelfde reden juist afsteken tegen een lichte wolk. De schilder gaf ook door repetitie van vormen nadruk aan partijen. Kenmerkend is dat de houding van de hoofden van de prinsen en hun blikrichting herhaald wordt in die van de paarden waarop zij zijn gezeten. De blikrichting van Maurits naar zijn halfbroer wordt nog geaccentueerd door het brede glanslicht op zijn linkeroog, dat zelfs zijn ooglid overlapt.
De schilder moet per passage voortdurend hebben afgewogen hoeveel detaillering vereist was, of welk type penseelvoering of contourlijnen. Vanuit deze manier van werken is het begrijpelijk dat Willeboirts zijn voorstelling niet ‘mechanisch’ van achter naar voren toe opmaakte zoals in de zeventiende eeuw gebruikelijk was, maar dat hij de diverse onderdelen min of meer tegelijkertijd onderhanden nam. Daarbij werkte hij van een globale invulling van de vormen naar een gedetailleerde weergave. Hij maakte bijvoorbeeld Frederik Hendrik en zijn paard eerst in kleur en vorm op en vervolgens de achtergrond eromheen. Hij vervolgde met de detaillering van de figuur en het paard en daarna weer met details in de achtergrond.
Tussen 1767, de verschijningsdatum van Jan van Dyks Beschrijving der schilderijen in de Oranjezaal , en 1821 is Willeboirts Bosschaerts schilderij verwisseld met Van Thuldens De opvoeding van Frederik Hendrik (cat. nr. 10). Mogelijk is dit gebeurd na de bedoeking van het laatstgenoemde schilderij, waarschijnlijk in 1806, teneinde het relatief slecht bewaarde schilderij niet meer in het volle licht te hangen. Hoewel H. Gerson15 in 1946 al gewezen heeft op deze verwisseling in verband met de herplaatsing van de schilderijen na de oorlog, zijn pas bij de huidige restauratie de twee schilderijen weer op hun oorspronkelijke plaats gezet.
Visser 1995, p. 540.
Slothouwer 1945, p. 318.
Vlieghe 1972, vol. 1, pp. 41-58.
Van Gelder 1949.
Zie hieroverook Kolfin 2013 (1), p. 71.
Peter-Raupp 1980, p. 66; Heinrich 2003, p. 306.
Heinrich 2003, p. 307. Het portret van een vorst te paard die door een gevleugelde vrouw gelauwerd wordt, was al door Zuidnederlandse schilders uitgevoerd, zoals in Rubens’ Medici-cyclus (1621-25) voor het Palais Luxembourg in Parijs, die een inspiratiebron voor de Oranjezaal vormde. Zie verder ook: Foucart 1967.
Becanus 1636.
Over de portretten van prins Maurits, zie: Kloek 2000; J. Verhave en A. Jansen, ‘De portretten van Maurits: het handelsmerk van het atelier’, in cat. tent. Delft 2011/2012, pp. 109-126.
Alleen in enkele rond 1590 vervaardigde gravures draagt een jeugdige prins Maurits een platte puntkraag, zoals op de gravure van Harmen Jansz. Muller, Hollstein XIV, 128.
De schilder schrijft ook dat hij het schilderij al aan het opmaken is in de brief waarin hij verzoekt om de portretten.
In Jordaens’ Triomf van Frederik Hendrik (cat. nr. 32) is het gezicht van Willem II niet door de Antwerpse meester zelf opgemaakt, maar door een assistent van Van Honthorst. Het is niet ondenkbaar dat in het hier besproken schilderij het portret van Frederik Hendrik schetsmatig is gelaten omdat het net als bij Jordaens later (door een ander) zou worden voltooid, hetgeen niet is gebeurd.
Tiethoff-Spliethoff 1978.
Hollstein XV, 728.
KHA, E 9a, 1b inv. nr. 35: 1946: ingekomen stukken.22.5.1946, ad nr. 25.