U bent hier: Home Cat. nrs. 31a en 31b
Document acties

Cat. nrs. 31a en 31b

Pieter Fransz. de Grebber
(Haarlem ca. 1600 – 1652/53 Haarlem)

De apotheose van Frederik Hendrik 1650

31a.-Gewelfveld-Oost-links-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-links-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg
31a.-Gewelfveld-Oost-rechts-Hemelvaart-Frederik-Hendrik-Pieter-de-Grebber.jpg

Gewelfschildering, trapeziumvormig houten gewelfvak; hoogte: ca. 440 cm; breedte: basis ca. 760 cm, korte zijde boven ca. 258 cm (oostarm, gewelf)
Van Gelder 1948/1949, nr. 38; Peter-Raupp 1980, nr. 33; Loonstra 1985, nr. 22; RGD 2001, nr. A; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. XXXIa

 

Putti met de naam van Jehova

31b.-putti-met-naam-Jehova-Pieter-de-Grebber.jpg

Cassette, hout, ca. 150 x 155 cm (oostarm, gewelf)
Van Gelder 1948/1949, nr. 39; Peter-Raupp 1980, nr. 33a; Loonstra 1985, nr. 36; RGD 2001, -; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. XXXIb


1. Beschrijving
Op donkere wolken wordt Frederik Hendrik, gekleed in een harnas en met een goudbrokaten kleed over de knieën gespreid, ondersteund door drie vrouwen, de theologische deugden Geloof, Hoop en Liefde. Hoop knielt links van hem en achter haar dragen putti haar attribuut, een groot, met klimop omwonden anker. Achter Frederik Hendrik houdt Liefde haar vlammend hart omhoog en rechts leidt Geloof met een wijzend gebaar de blik van de prins naar boven, naar het hemelse licht dat in stralen vanachter een donkere wolk tevoorschijn komt. Boven haar dragen putti een met bladranken versierd kruis. Geheel links tonen twee putti een geopend boek met de woorden ‘HAC IVIT’; rechts houden deels achter een donkere wolk verborgen putti een lauwerkrans op. Geheel rechts wordt een doek met daarop de naam van de schilder gedragen door twee putti, waarvan de meeste rechtse wordt beschenen door licht dat via het doek weerkaatst wordt.

In de cassette boven het gewelf dragen drie van onder geziene putti een bladerkrans, waarbinnen op een lichtende schijf in Hebreeuwse letters Jehova geschreven staat

2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering 
2.1.1. drager
Het gewelf telt 17,5 horizontale planken, die uit twee delen bestaan met rechts van het midden een stuiknaad. De planken zijn met nagels op het gewelf vastgezet.
De cassette bestaat uit 7 planken, waarvan er één veel minder breed is dan de andere.

2.1.2. grondering
Dubbele grondering: een witte gronderingslaag met krijt en silicaten, waarschijnlijk gemengd met lijm, daarop een grijze gronderingslaag van loodwit, houtskoolzwart en omber, waarschijnlijk gemengd met olie (22/8 = fig. 1). Voordat de krijtgrondering werd aangebracht werden de nagels, waarmee de planken aan de houten constructie vastzitten, ter bescherming tegen roest geïsoleerd met een gelig, hoogstwaarschijnlijk oliehoudend mengsel van loodwit, krijt, loodmenie en een bruin aardpigment (22/7, 22/8, 2001/80). 

cat_nr_31a_en_31b_fig_01-htba22x8_BF500x_juni2005.jpg
fig. 1. Dwarsdoorsnede van de groene blaadjes bij het kruis (22/8).
6. lichtgroene matrix met loodwit, fijn rood, loodtingeel, verditer, enkele deeltjes ontkleurd smalt, krijt (gele lak), silicaten (en loodzepen)
5. dunne lichtgele laag met loodwit en omber
4. omberkleurige laag met omber en loodwit
3. grond uit grote brokken loodwit, houtskoolzwart en omber
2. wolkige krijtgrond
(1. dikke grondering met grove splinters loodmenie en fijne bruine okers; niet op deze afbeelding te zien)


2.1.3. spanraam
niet van toepassing

2.1.4. opspanning van het doek
niet van toepassing

2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
Op de grondering is de eerste opzet van de voorstelling in lijnen geschetst met donkere verf en penseel. De figuren zijn slechts globaal met lijnen aangegeven, maar wel zo precies dat bijvoorbeeld gezichtsvormen werden aangeduid. Er zijn op diverse plaatsen zwarte lijnen te zien, zoals in de gezichten van Liefde (fig. 2) en van de putto helemaal rechts onderaan in de schaduw. In de paarse mouw van de naar boven wijzende arm van Geloof geven lijnen de contour van de arm aan onder de mouw (fig. 3). Het stippelige voorkomen van de lijnen is ontstaan doordat ze niet regelmatig door de daarover aangebrachte verflagen heen schemeren. Bij de groepjes putti die zich links en bovenin het gewelf meer in de achtergrond bevinden zijn geen donkere tekenlijnen aangetroffen. Deze figuurtjes lijken niet apart te zijn ondertekend en zijn heel losjes direct op de grondering geschetst met bruine verflijnen (fig. 13).

cat_nr_31a_en_31b_fig_02.JPG
fig. 2. Detail met het gezicht van Liefde.
In het gezicht van Liefde is in de rechterooghoek een stukje van de grijze grondering zichtbaar. In het gezicht zijn diverse lijnen van de eerste schets in verf op de grondering te zien. Zo is de neus aangegeven evenals de kaaklijn, de aanzet van het haar en de aanzet van het oog links.


De Grebber onderschilderde de voorstelling grotendeels zeer dun met bruine verf. De schilder ging hierbij heel losjes te werk. Deze doodverf is op veel plaatsen zichtbaar gelaten, onder andere in de groene jurk (fig. 4) en het haar van Hoop, in de rechtervoet en de paarse jurk van Geloof ,het harnas van Frederik Hendrik, de donkere wolk rechts, het grijze vaandel met signatuur van De Grebber, de vleugel van de putto met het donkere haar bij het anker en de putto onderaan het kruis (fig. 13).

De lichaamsvormen werden in de onderschildering gemodelleerd met weinig nuancering en ook met een minder sterk contrast dan in het eindresultaat. Bij de hoofdfiguren en de putti die in de voorstelling wat meer aandacht krijgen, zijn de beschaduwde lichaamsdelen met bruine verf voorbereid. Deze bruine verf is soms puur gebruikt als een wat transparante laag, maar vaker met loodwit gemengd tot een grijzige, meer dekkende laag (22/15). De belichte lichaamsdelen zijn aangegeven met okergele verf die plaatselijk wat meer dekkend en elders wat transparanter is aangebracht. Het okergeel is soms zeer licht, zoals in het gezicht van Liefde (fig. 2), en soms wat donkerder zoals in de rechtervoet van Geloof (fig. 6). Verschillende putti in de achtergrond zijn niet met okertinten maar alleen met bruine en grijsbruine verven gemodelleerd (fig. 7).

Bij het modelleren van de lichamen maakte De Grebber efficiënt gebruik van de grijze grondering. In het uitgelichte gezicht van Liefde liet hij de grondering zichtbaar bij de rechterooghoek en liet hij deze doorschemeren bij de nek om zachte schaduwpartijen te creëren (fig. 2). Bij de blonde putto die bij het anker naar achteren leunt, is de grijze grondering als koele halfschaduw in de arm gebruikt. Bij de putti rechts onderaan, die zich in de schaduw van de wolk bevinden, is de grijze grondering daarentegen gebruikt in de lichtere vormen.

De donkergroene jurk van Hoop (fig. 4) en de paarse jurk van Geloof (fig. 3) zijn eveneens met bruin onderschilderd. De verf is heel transparant aangebracht en vrijwel egaal, hoewel met licht en donker de grote volumes wel al iets zijn aangegeven. Op de bruine onderschildering is de jurk van Geloof plaatselijk gemodelleerd met dekkende grijze verf. Dit grijs moet goed droog zijn geweest voordat de jurk met paars werd opgemaakt en wordt daarom tot deze eerste fase gerekend. De heldergekleurde draperieën zijn met gedempte kleuren voorbereid, naar het lijkt direct op de grondering (22/5, 22/19). De rode sjerp om het middel van Geloof kreeg een bruinrode laag (22/1, 22/2, 22/19), die bijna overal dekkend is aangebracht. Door de verf hier en daar wat transparanter aan te brengen is al iets van modellering van de stof tot stand gekomen. Bovendien varieerde de schilder de samenstelling van de verf: organisch bruin, zwart, loodwit en rood bij de heup (22/19) en fijn rood, bruin en grof oranje in een transparante matrix bij het uiteinde van de sjerp. De goudbrokaten doek over de benen van Frederik Hendrik werd voorbereid met een okergele onderlaag (22/4, 22/5).

cat_nr_31a_en_31b_fig_03.jpg
fig. 3. Detail van de naar boven wijzende arm van Geloof.
In de paarse mouw schemeren heel duidelijk zwarte lijnen door van de ondertekening waarmee de positie van de arm is aangegeven. Links in de paarse mouw is de bruine doodverf zichtbaar gebleven. De contouren van de hand zijn losjes aangezet met rode en roodbruine lijnen. In de hand zijn rond de naad donkere retouches van een vroegere restauratie zichtbaar.


Voordat de figuren werden onderschilderd, waren sommige wolken al aangegeven. Bij de rug van Hoop is te zien dat de wolk links van haar al met transparant beige was aangeduid (22/18) voordat haar jurk werd gedoodverfd (fig. 4). Vervolgens is de grijze opmaakverf van de wolk losjes om de contour van haar rug aangebracht, waarbij een rand van de doodverf zichtbaar bleef. De meeste wolken werden echter pas geschilderd, nadat de figuren waren onderschilderd. In de lucht is de grondering niet helemaal bedekt met verf en deels zichtbaar gebleven, in het bijzonder bovenin de schildering (fig. 13).

2.2.2. opmaak
De Grebber heeft de figuren stuk voor stuk binnen de daarvoor in de doodverf voorbereide vormen in kleur uitgewerkt. Daardoor zijn op veel plaatsen langs de contouren randjes van de doodverf te zien, zoals links van het hoofd van Frederik Hendrik en aan de achterzijde langs de jurk van Hoop (fig. 4). Soms is hier de grondering zichtbaar, zoals langs de borst en keel van Hoop.

cat_nr_31a_en_31b_fig_04 DSCN1040.JPG
fig. 4. Detail van de jurk van Hoop.
Op de egaal transparantbruine doodverf werd de groene jurk van Hoop met groene en bijna zwarte verfstreken opgemaakt.

De hoofdfiguren en de putti zijn pas opgemaakt nadat de gele luchten de lichte wolken waren geschilderd. Zo is de linkerarm van Liefde geschilderd na de achtergrond. De wolk links van Hoop is losjes om de doodverf van haar knot en rug geschilderd. Hoop is pas hierna opgemaakt (fig. 4). Bij de groep hoofdfiguren is systematisch van achter naar voren gewerkt. Zo overlapt de verf van het harnas van Frederik Hendrik bij de contouren diens keel. De verf van de hand van Hoop,van het goudbrokaten kleed en van de linkermouw van Geloof overlappen elk weer het harnas. De schilder keerde nog wel terug naar de achtergrond om details en hooglichten aante brengen. Zo zijnde witte toetsen op de jurk van Liefde aangebracht nadat het harnas al was opgemaakt.
Op de doodverf zijn de huidtinten van de hoofdfiguren uitgewerkt met witte, gele, roze en rode dekkende verven. De verf is vaak in losse toetsen aangebracht of alleen losjes in elkaar geborsteld, zodat de afzonderlijke kleuren nog zijn te herkennen (fig. 2). De vormen van de handen, ogen, neuzen en monden zijn eenvoudig aangeduid; eerder met vlekken verf gesuggereerd dan precies gedefinieerd.

cat_nr_31a_en_31b_fig_05-22X2-500uv.jpg
fig. 5. Dwarsdoorsnede uit een zwarte lijn aan het uiteinde van de rode sjerp, waarop het vernis gecrepeerd was (22/2) in UV-licht.
7. vernissen
6. rood glacis uit organisch rode pigment (paars fluorescerend, neergeslagen op aluin) en beenderzwart
5. onregelmatige laag met cirkeltjes (zetmeel?) en een grote grijze brok (ca. 30
µm): aluin, beenderzwart, rood organisch pigment (neergeslagen op aluin). Op de aluindeeltjes lijkt kristallisatie van kaliumloodsulfaat te hebben plaatsgevonden
4. donkerrood glacis uit rood organisch pigment (roze fluorescentie) en beenderzwart
3. rood glacis met organisch rood pigment (roze fluorescentie)
2. rood fijn pigment, grof oranje pigment, en wat bruin in open matrix (halftransparant?) (ca. 25
µm)
1. grondering: loodwit


De groene jurk van Hoop is met zeer losse toets opgemaakt, zodat de bruine doodverf in grote delen zichtbaar is, vooral in de schaduwen (fig. 4). Eerst is plaatselijk een dunne groene verf aangebracht, gezien het streperige voorkomen vermoedelijk met een harde kwast. Daarna zijn met brede streken in crème, grijs, wit en donkergroen de plooien aangeduid. De paarse jurk van Geloof is uitvoerig gemodelleerd met verschillende tinten paarse verf (fig. 3). Met de loep is aan het verfoppervlak te zien dat het paars is gemengd uit rode lak met zwart en loodwit. Het paars dekt de bruine transparante doodverf grotendeels af. In de rode sjerp zijn de plooien op de bruinrode doodverf aangegeven met felrode lijnen (22/19). Enkele donkere lijnen geven de diepten van de plooien aan, waarvan sommige bestaan uit twee lagen organisch rood glacis met in de bovenste ook zwart pigment (22/1, 22/2). Tussen deze twee lagen ligt een laag lak, die gezien de aanwezige bolletjes mogelijk zetmeel bevat (fig. 5). Bovendien is hier aluin aangetroffen, dat blijkbaar in overvloed aanwezig was bij de preparatie van het lakpigment en niet is weggewassen. De brokaatstof is zeer dekkend uitgewerkt, eerst met rode verf die vervolgens bijna helemaal werd afgedekt met een okerkleurige laag (22/6). Hierop zijn met geel de hooglichten aangegeven en met roodbruine glacis de schaduwen. Het patroon is aangeduid met dekkend rood en roodbruin glacis (22/4). In het bladgroen zijn combinaties van verschillende pigmenten gevonden. Het groen in de blaadjes rond het kruis bestaat hoofdzakelijk uit verditer,  loodtingeel, ontkleurd smalt en een gele lak (fig. 1) en de klimop bij het anker uit indigo, (loodtin?)geel, loodwit, fijn rood, organisch rood en organisch bruin (2001/80). In de gouden vlam van het hart dat Liefde omhooghoudt is bladgoud gebruikt (fig. 6). De vlam is eerst met gele verf aangeduid, voordat het bladgoud werd aangebracht. Hierover zijn met gele lijnen de vlammen aangegeven.

cat_nr_31a_en_31b_fig_06.jpg
fig. 6. Detail met het gouden hart van Liefde.
Voor de vlam op het hart werd bladgoud gebruikt. Met gele en half-transparante rode verf is van de hoekige vorm van het bladgoud een vlam gemaakt. De hand is opgemaakt na het hart en loopt er deels overheen. Het hart schemert links door de duim gezien de bolletjes en onderaan is rood van het hart ingezet als reflectie in de handpalm. Hierbij is met zwarte verf de nieuwe ondergrens van het hart aangegeven


De uitvoering kenmerkt zich door een vlotte penseelstreek met losse toetsen. In de uitwerking van uiteenlopende passages zijn wel verschillen te constateren wat betreft penseelvoering, detaillering en de mate waarin de doodverf is afgedekt. Bij de hoofdfiguren zijn de gezichten het meest dekkend uitgewerkt en hoewel de toetsen nog goed zichtbaar zijn, zijn deze wel enigszins in elkaar geborsteld (fig. 2). Van alle huidtinten gebruikte de schilder de meest natuurlijke tinten, hoewel ook hier felle kleuraccenten niet ontbreken. De lichamen van de hoofdfiguren en de putti op de voorgrond zijn veel losser geschilderd, zoals goed te zien in de hand van Frederik Hendrik en de voeten van Geloof (fig. 8), waar de vormen worden gesuggereerd met losse streken in bonte kleuren. Ook de kleding is los van uitvoering met een goed zichtbare toets die de plooival meer suggereert dan definieert, al zijn ook hier verschillen in uitvoering te constateren. Zo zijn de paarse jurk (fig. 3) en de brokaatstof een stuk gedetailleerder en meer dekkend geschilderd dan de groene jurk van Hoop (fig. 4). Ten opzichte van de hoofdfiguren en de putti op de voorgrond is de rest van het gewelf schetsmatiger van uitvoering; vormen bestaan hier vaak uit niet meer dan wat felle toetsen op de doodverf, zoals de putto rechts onderaan het kruis (fig. 7).

cat_nr_31a_en_31b_fig_07.jpg
fig. 7. Detail van de putto onderaan het kruis.
De putto die zich het meest rechts onderaan het kruis bevindt is op de doodverf opgemaakt met dekkende roze verf op voorhoofd en wangen, een puntje zwart voor het oog en wat rood bij de mond, neus en kin.


De Grebber gebruikte bij het opmaken meestal smeuïge verven, vooral in de huidtinten. De verf bracht hij steeds dun aan. Alleen in sommige witte hooglichten, zoals in de jurk van Liefde, is de verf wat pasteus aangebracht. De contouren van de hoofdfiguren zijn voorzien van lijnen. De schilder gebruikte hier geen strakke omrandingen, maar een reeks korte lijnen van verschillende kleuren en dikte die heel vrij zijn getrokken, zoals bij de wijzende hand van Geloof (fig. 3) en de hand van Hoop. Bij deze handen zijn de donkere lijnen gebruikt om smalle schaduwranden te suggereren. Bij de putti bovenin functioneren hier en daar de bruine geschilderde lijnen waarmee deze figuurtjes op de grondering zijn geschetst als contourlijnen. Ook zien we rondom de vormen dunne lijntjes van de bruine doodverf omdat De Grebber bij het opmaken de vormen net niet tegen elkaar aan heeft geschilderd. Bij het doek met de signatuur en het lichaam van de beschaduwde putto rechts onderaan is een rand van de grondering als lichte contourlijn gebruikt. Bij de putti in de cassette ontbreken de contourlijnen.

2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
Tijdens het schilderen zijn er diverse, steeds kleine correcties doorgevoerd, veelal bij de contouren van de lichamen. De hand van Hoop is aan de onderzijde iets verbreed; de donkere contouren van de eerste versie schemeren door de roze huidkleur. Het decolleté van Hoop werd verlaagd (fig. 4), de linkervoet van Geloof vergroot (fig. 8) en van de bovenste putto aan het kruis is de linkerhand naar rechts verschoven. Het anker is aan de bovenzijde verlengd: de ring hing oorspronkelijk net boven de hand van de bovenste putto en was bovendien kleiner.
Helemaal rechts bovenin de voorstelling is een volledig opgemaakte putto overschilderd met witte verf. Deze witte verf is zo dun verdreven dat de putto er vanaf het begin doorheen zichtbaar moet zijn geweest. Het betreft waarschijnlijk dan ook geen repentir, maar een bewust nagestreefd effect: het figuurtje lijkt in het stralende hemelse schijnsel op te lossen. 

cat_nr_31a_en_31b_fig_08_ DSCN1033.JPG
fig. 8. De rechtervoet van Geloof.
De rechtervoet van Geloof is onderschilderd met bruin en okerkleur en vervolgens uitgewerkt met zeer losse roze, grijze, rode, en bruine toetsen. De voet was eerst smaller. De donkere contouren van de eerste versie schemeren duidelijk zichtbaar door.

2.2.4. verouderingsverschijnselen
Er zijn meerdere verouderingsverschijnselen aangetroffen, waarvan alleen de witte 'uitbloei' in het haar van de putto voor het anker nader is geanalyseerd (fig. 9). Deze witte korst is veroorzaakt door de migratie van loodzepen uit de lichtbruine onderschildering van het haar gevolgd door mineralisatie waarbij mogelijk loodsulfaat is gevormd (22A2). De aanwezigheid van beenderzwart en een bruin aardpigment in de donkere verf van het haar lijkt niet van invloed te zijn geweest op de 'uitbloei', hoewel beenderzwart elders in de Oranjezaal gelijksoortige witte vlekken heeft veroorzaakt. De oorzaak moet liggen in de lichtbruine onderschildering van loodwit, aardpigmenten en een weinig zwart, die sterk verzeept is. Mogelijk is het blindslaan in de haren van Hoop en Geloof een gerelateerd fenomeen, aangezien het ook hier donkergekleurde haren betreft. Door het verouderingsverschijnsel worden hooglichten in de haren gesuggereerd die de schilder niet heeft bedoeld.

cat_nr_31a_en_31b_fig_09 DSCN1053.JPG
fig. 9. Detail met hoofd van de putto voor het anker.
In het haar van de putto voor het anker zijn witte vlekken te zien door de vorming van  een witte korst, die is veroorzaakt door de migratie van loodzepen uit de lichtbruine onderschildering van het haar, gevolgd door mineralisatie waarbij mogelijk loodsulfaat is gevormd.


Een ander vreemd oppervlakteverschijnsel is de aanwezigheid van zwarte vlekjes in rode partijen, te weten op het hart, het anker (fig. 10), het kleed over de benen van Frederik Hendrik en de sjerp van Geloof. In een verfdwarsdoorsnede blijken de zwarte vlekken uit kleine cirkels te bestaan die op en deels in het verfoppervlak liggen (22/5 = fig. 11). Het betreft hier geen vermiljoenziekte, zoals dat voorkomt in de twee andere schilderijen van De Grebber in de Oranjezaal (cat. nrs. 22 en 30). Hetzelfde fenomeen is aangetroffen op de rode partijen in het gewelf van Van Campen (cat. nr. 01a). Bovendien werden dergelijke cirkeltjes gevonden tussen delaminerende verflagen in Van Campens Deel van de triomfstoet, met geschenken uit de Oost en de West  (cat. nr. 24) en Coques’ schilderij Willem II ontvangt de Akte van Survivantie (cat. nr. 18). Gezien de cirkelvorm lijkt het materiaal organisch van aard te zijn (een schimmel? Uitwerpselen van insecten? Zetmeel?).

cat_nr_31a_en_31b_fig_10.jpg
fig. 10. Detail van het anker.
Zwarte vlekjes ontsieren het rode verfoppervlak van het anker.

cat_nr_31a_en_31b_fig_11 22x5-200xuvsc.jpg
fig. 11. Dwarsdoorsnede van een rode partij (22/5) in UV-licht.
De zwarte vlekken vormen kleine cirkels en lijken daarom organisch van aard te zijn.
6. vernis
5. transparant rood met opaque rode deeltjes, in UV-licht geel met rode deeltjes. Erop zwarte cirkels (organisch materiaal?) (max. 65
µm)     
4. okergeel met fijn rood en smalt of silicaten (15-50
µm)    
3. rood (max. 15
µm)    
2. okergeel met fijn rood (15-25
µm)     
1. grove grondering met veel bindmiddel: loodwit, houtskoolzwart, bruin


Het kleed over de benen van Frederik Hendrik wordt niet alleen ontsierd door zwarte vlekjes, maar ook door jeugdbarsten, die het gevolg zijn van het krimpen van het roodbruine glacis waarmee de decoratie is geschilderd en het oker. Dit heeft zelfs geleid tot schotelvorming en daaropvolgend verfverlies (22/4). Ook de roodoranje verf bovenin het anker kent een opvallend craquelé en verfverlies.
Een ander oppervlaktefenomeen dat mogelijk veroorzaakt is door de schildertechniek van De Grebber is het ontstaan van donkere vlekjes, als ware het vetvlekken, in het harnas van Frederik Hendrik en vlak daarnaast in het witte kleed van Liefde (fig. 12)(22/16). Op sommige plaatsen vormen de vlekjes bruine druppels die olie lood en triterpeenhars (voornamelijk damar) blijken te bevatten (22A1). Dit laatstgenoemde ingrediënt zou een verontreiniging in het monster kunnen zijn, afkomstig van het vernis. Het is mogelijk dat de verf hier bovendien verpoetst is. 

cat_nr_31a_en_31b_fig_12.jpg
fig. 12. Detail van het harnas van Frederik Hendrik en de figuur van Liefde.
Verdonkering van de verf in de vorm van stippen in het harnas van Frederik Hendrik en de witte kleding van Liefde direct daarnaast. In de witte toets die langs het harnas loopt, is de verf verpoetst waardoor de onderliggende donkere verf zichtbaar is geworden.


2.3. signatuuren opschriften
2.3.1. signatuur
op het door putti opgehouden doek rechtsonder: P. De Grebber / Fecit A 1650

2.3.2. opschriften
HAC IVIT

2.3.3 opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
niet van toepassing

2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis
geen nadere gegevens beschikbaar

2.4.2. conditieopname voor de jongste behandeling
 
De planken vanaf de tweede plank van onder waren nog nooit uit het gewelf verwijderd. Daardoor zat er nog oorspronkelijke verf op de spijkers, waarmee de planken waren vastgezet. De naden tussen de planken waren open, maar verder was het gewelf in goede conditie. Er zijn scheuren ontstaan bij de stuiknaad ter plekke van de spijkers en enkele scheuren in planken 3, 7 en 11. Enkele kleine stukjes hout ontbraken in planken 5, 6 en 7. Er waren sporen van zwam tussen de planken, aan de rechterkant van het gewelf. Het craquelé was vrijwel onzichtbaar en zones van jeugdbarsten zijn gerelateerd aan de schildertechniek. Delaminatie trad op tussen de drager en de grondering, in het bijzonder in de zones rond de spijkers. Er werd slechte hechting en verfverlies langs de stuiknaad bij planken 3, 6 en 7 geconstateerd. Er waren resten oude retouches en sporen van verpoetsen uit het verleden zichtbaar, evenals vergeelde vernislagen en verkleurde bruine retouches. Een oorspronkelijke vulling van een lacune in het hout met grondering in plank 6 was te zien in de donkere wolk rechts. Niet-oorspronkelijke, oude witte vullingen in de naden tussen de planken (donkere wolk rechts) waren plaatselijk uitgevallen. Er was veel oppervlaktevuil aanwezig. 

2.4.3. jongste behandeling
De onderste vier planken zijn uit het gewelf verwijderd ter controle op zwam en vochtschade.De spijkergaten werden vervangen door ‘montageproppen’ op gangbare wijze.
De verf- en gronderingslagen werden geconsolideerd met PVAc en het oppervlaktevuil werd, samen met de eerste vernislaag, met oplosmiddel verwijderd (ethanol : iso-octaan 1/1). Grotere lacunes in de drager werden gevuld met houtpulp, toegevoegd aan het gangbare vulmiddel (krijt, Mowilith DMC2, methylcellulose en paar druppels PVA-lijm). Retouches werden aangebracht op gangbare wijze (Paraloïd B72 in aceton) op de vullingen en op de spijkers die eerst met aceton werden ontvet. Slotvernis van damarhars 15% is op de gangbare wijze aangebracht.
Restauratoren: LiSp, JvdW, NvH, SSt, MT, NvdW.

3. Documenten en bronnen
3.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3
 .1.1. geschreven bronnen
1. Gissinge van Van Campen, 10 Maij 1649 (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 17): ‘4 stucken in ‘t wulfsel, stuc 1200 F 4800’.

2. Plattegrond van de Oranjezaal en omschrijving van de schilderijen uit de middelste rang in het handschrift van Van Campen (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 8, 9); genoemd tezamen met De triomf van Frederik Hendrik (cat. nr. 32) van Jordaens: ‘H Tegen de schou over Triomffwagen van de affdaling van de vreede en vergoodingh van Sijn Hoogheijt’.

3. Ongedateerde notitie in het handschrift van Van Campen van de ‘stucke inde sal nog te maeken’ (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 23): ‘de vier groote stucken int wulffsel de vergoodingh…’.

3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
geen

4. Commentaar
In de omschrijving van Van Campen wordt het onderwerp van het gewelf boven Jordaens’ Triomf van Frederik Hendrik (cat. nr. 32) benoemd als ‘…de vergoodingh van Sijn Hoogheijt’. Peter-Raupp heeft benadrukt dat De apotheose van Frederik Hendrik in vergelijking met zeventiende-eeuwse voorstellingen van vorstelijke apotheosen een uitgesproken christelijk karakter heeft.1  Frederik Hendrik wordt niet omringd door antieke goden, maar door personificaties van de drie theologische deugden: Geloof, Hoop en Liefde. Zij ondersteunen hem en leiden hem omhoog naar het hemelse licht. Boven hem dragen putti een groot houten kruis dat omwonden is met bladerranken. Links houden putti een open boek vast met het opschrift ‘HAC IVIT’, ‘langs deze weg is hij gegaan’.

Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
In De Grebbers Apotheose van  Frederik Hendrik  is rechts een zonlicht verbeeld dat in stralen door de wolken heen breekt. In de cassette erboven is de voornaamste lichtbron van de voorstelling te zien: het goddelijke licht, zoals destijds gebruikelijk, weergegeven als een lichtende cirkel waarin in Hebreeuwse letters de naam ‘Jehova’ staat geschreven.2
De weergave van dit godssymbool houdt verband met de uitgebeelde apotheose van Frederik Hendrik. De prins heeft zijn blik op het goddelijke schijnsel gericht en hij wordt door de drie theologische deugden daar naartoe gedragen. Het effect van dit schijnsel is zichtbaar in alle delen van de voorstelling. Het doet de drie putti die rondom de naam van God lauwertakken ophouden, sterk oplichten. In het grote gewelfvak creëert het godslicht, samen met het genoemde zonlicht van rechts, uiteenlopende lichteffecten op de figuren. Omdat de cassette zich in de ruimte ten opzichte van het grote gewelfdeel meer naar voren bevindt, heeft De Grebber de centrale groep met de stadhouder bijna van voren en wat van boven uitgelicht, alsof er een lichtbundel op hen gericht staat. Dat het licht niet precies van voren komt, maar een beetje van rechts blijkt uit de contouren van de vormen, die aan de linkerzijde wat donkerder zijn dan aan de rechterzijde, zoals langs de schouders van Geloof en de arm van Liefde. De putti die in de cassette rondom het goddelijke licht zwermen worden juist sterk van opzij beschenen door deze centrale lichtbron.

Het rijkelijk gebruik van donkere contourlijnen in deze voorstelling hangt met de frontale belichting samen. De Grebber gebruikte deze lijnen, net als in zijn eveneens frontaal belichte Deel van de triomfstoet, met offerstier (cat. nr. 22), om de smalle schaduwranden te imiteren die bolle vormen hebben wanneer ze van voren worden beschenen. De donkere randen zijn prominent aanwezig bij de hoofdgroep in het grote gewelf. Ook enkele grotendeels frontaal belichte putti met het kruis zijn duidelijk omrand. De putti die meer van opzij worden beschenen, zoals de drie figuurtjes die in de cassette rond het goddelijke schijnsel cirkelen, kregen daarentegen alleen een paar onopvallende lineaire accenten: smalle schaduwranden ontbreken immers bij een zijwaartse belichting. Bij de putti in de achtergrond bestaan sommige contourlijnen uit de zichtbaar gelaten donkere lijnen waarmee De Grebber zijn compositie met verf op de grondering schetste. Het gebruik van donkere schetslijnen hangt bij De Grebber samen met het gebruik van contourlijnen.3
Donkere schetslijnen op de grondering gebruikte hij ook bij zijn stoet met offerstier, terwijl hij zijn Deel van de triomfstoet, met vaandeldragers en krijgsbuit  (cat. nr. 30) waarin contourlijnen nagenoeg ontbreken, juist heeft geschetst met een materiaal dat geen zichtbare sporen nalaat in het eindresultaat .

In de gewelfschildering zijn de contourlijnen aanzienlijk meer geprononceerd dan in de twee triomfstoeten.4  Bovendien zijn ze veel losser getrokken en bestaan ze vaak uit korte streken die variëren in kleur en dikte, zoals bij de rechterhand van Hoop en Geloof (fig. 3). De sterkere omrandingen hangen samen met de grote afstand van het gewelf tot de toeschouwer. De picturale functie van contourlijnen - het versterken van het volume en het benadrukken van vormen - komt immers vooral van pas bij schilderingen die van veraf worden bekeken. De lijnen zorgen ervoor dat de figuren op grote afstand goed leesbaar zijn. Bovendien dragen ze aanzienlijk bij tot het verkorten van het schilderproces, omdat men met lineaire accenten sneller een overtuigend effect van ronding kan bereiken dan met alleen een modellering met lichte en donkere nuances.5  
Ook in de onderschildering hield De Grebber rekening met de grote afstand van het gewelf tot de beschouwer. Bij het Deel van de triomfstoet, met offerstier dat ook een frontale belichting heeft, zijn de lichamen met dekkende kleuren voorbereid. In het Deel van de triomfstoet, met vaandeldragers en krijgsbuit  werden alleen de schaduwpartijen onderschilderd. In beide stoeten was de kleding met dekkende kleuren voorbereid. Het gewelf is daarentegen geheel in dun vloeiende bruinen onderschilderd, zelfs een groot deel van het textiel. Alleen de okergele brocaatstof over de benen van Frederik Hendrik en de rode sjerp om de middel van Geloof kregen een gekleurde voorbereiding. Deze monochrome, dun vloeiende doodverf maakte het modelleren gemakkelijk en hield door zijn transparantie de schaduwen ook van grote afstand leesbaar. De bruine verven zijn heel snel en zonder al te veel nuancering aangebracht. Zo kregen de donkergroene en paarse kleding slechts een egale wassing (fig. 3 en 4).

In de lichamen is geen sprake van een zorgvuldige keuze van de kleur van de doodverf afhankelijk van de uiteindelijke huidtint, zoals in de triomfstoeten. In de beschaduwde huidtinten van de hoofdfiguren en de putti vooraan lijkt de onderschildering in transparante bruine verf op die van het Deel van de triomfstoet, met vaandeldragers en krijgsbuit, al koos de schilder in het gewelf soms ook voor een meer grijzige toon en vermengde hij de bruine verf met loodwit. In de lichte huidpartijen van de genoemde triomfstoet liet De Grebber de beige grondering in zicht. De grijze en meer donkere grondering in het gewelf was echter ongeschikt als ondertoon voor de lichte huidtinten en deze zijn dan ook onderschilderd met afwisselend dekkend en transparant okergeel. Hierbij werd de grijze grondering soms zichtbaar gelaten om dienst te doen als zachte schaduw (fig. 2). Voor de putti in de achtergrond koos De Grebber voor een nog snellere voorbereiding, want hier zijn ook de lichte vormen met bruin onderschilderd, soms als een wat transparante laag, maar vaker gemengd met loodwit tot iets dekkend grijsbruin.

Ook de verdere uitwerking van de voorsteling wordt gekarakteriseerd door een grote efficiëntie, waarbij duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de hoofd- en bijfiguren. Alleen de gezichten van de protagonisten zijn uitgewerkt met natuurlijke huidtinten. Deze bestaan uit een reeks vlekken die slechts een weinig in elkaar zijn geborsteld. De ogen, neus en mond werden hierbij niet precies uitgewerkt (fig. 2). In vergelijking met de gezichten zijn de lichamen en kleding van deze hoofdfiguren veel losser opgemaakt (fig. 3-4; 7-8). Datzelfde geldt voor de putti vooraan. De rest van het gewelf is nog schetsmatiger van uitvoering en bestaat vaak uit niet meer dan wat felle toetsen op de doodverf. Typerend voor de vlotte uitvoering is dat sommige putti zelfs niet apart zijn ondertekend, maar meteen op de grondering zijn geschilderd (fig. 13).

cat_nr_31a_en_31b_fig_13.jpg
fig. 13. Detail met putti in de wolk links.
De putti in de wolk links zijn (nagenoeg) onopgemaakt. Op de grijze grondering zijn ze geschetst met de bruine verf van de doodverf en niet met de zwarte verf waarmee elders de compositie op het vlak werd gezet.


Gezien de grote afstand van het gewelf tot de vloer, hoefde De Grebber de figuren uiteraard ook minder gedetailleerd en netjes weer te geven dan in zijn doeken beneden. Hij heeft zijn verven met ferme streken naast en over elkaar geplaatst, veelal zonder de bontgekleurde toetsen in elkaar te verdrijven. In de zeventiende eeuw werd een lossere werkwijze aangeraden voor schilderingen die van ver werden bekeken.6  De Grebber zal dan ook mede op een losse penseelvoering hebben gezinspeeld, toen hij in zijn reeks van elf Regulen (1649) voor het vervaardigen van een historie voor een specifieke locatie, als eerste regel vermeldde: ‘De plaets is van noode te weten daermen hangen wil dat ghemaeckt sal worden, om verscheyde redenen; om ’t licht: om de hooghte des plaets; om soo vorder ons afstant en Orisont te nemen…’.7



[1]

Peter-Raupp 1980, p. 165.

[2]

Over de lichtsymboliek in dit schilderij, zie: Van Eikema Hommes 2013 (3), pp. 222, 223.

[3]

De keuze voor een ondertekening in donkere verf heeft daarnaast ook te maken met de grote afstand van de schildering tot de beschouwer. Zie hierover: Van Eikema Hommes en Speleers 2005, pp. 41-42.

[4]

Een gedetailleerde vergelijking van de picturale en technische aspecten van de drie werken van De Grebber in de Oranjezaal is gepubliceerd in Van Eikema Hommes en Speleers 2005.

[5]

Om die reden gaf bijvoorbeeld Rubens de figuren in zijn grote altaarstukken meer geprononceerde contourlijnen dan de figuren in zijn kleinere werken, en hebben de figuren bovenin de altaarstukken ook sterkere lijnen dan de figuren beneden: Van Eikema Hommes 2005 (1).

[6]

Van Hoogstraeten 1678, pp. 235-236; De Lairesse 1707, deel 1, p. 11.

[7]

De Grebber 1649.

Datum laatste wijziging: 12-06-2015 17:21