Document acties
Cat. nr. 19
Christiaen van Couwenbergh
(Delft 1604 – 1667 Keulen)
Minerva en Hercules openen de deuren voor Overwinning 1651
Paneel, 275 x 145 cm, (noordarm, noordwand middenonder, toegangsdeur)
Van Gelder 1948/1949, nr. 17; Peter-Raupp 1980, nr. 17; Loonstra 1985, nr. 34; RGD 2001, nr. –; Van Eikema Hommes en Kolfin 2013, nr. XIX
1. Beschrijving
Met volle kracht van heel hun lichaam duwen Minerva en Hercules de twee vleugels van een dubbele deur open. Minerva draagt een overdadig gedecoreerd gouden borstkuras over een lange rode rok en een met olijfbladeren versierde, gevederde helm. Haar schild met het hoofd van Medusa leunt tegen de linker deurvleugel. Hercules, getooid met leeuwenvel, staat met een voet op zijn op de grond liggende knots. Omgeven door een krans van licht doemt boven Minerva en Hercules in de deuropening een vrouwengestalte op. Met een lauwerkrans in de rechter- en een palmtak in de linkerhand kan zij als Overwinning worden geduid. Op het hoofd draagt zij drie kransen: een laurierkrans, een schepenkroon en een krans van eikenblad. Overwinning wordt van linksboven belicht door een lichtbron die zich achter de deur bevindt. Ook Minerva en Hercules worden van linksboven belicht, maar hier lijkt het licht schuin van voren te komen.
2. Observaties en technische informatie
2.1. drager en grondering
2.1.1. drager
De deur bestaat uit vijf verticale eiken planken met messing-en-groefverbinding, waarvan de middelste op een later tijdstip is doorgezaagd. De planken zijn gemiddeld 28 cm breed en ca 3,5 cm dik.
2.1.2. grondering
Grijze oliegrondering met loodwit, een beetje krijt, omber, fijn (lampen)zwart en rode oker (2001/83).
2.1.3. spanraam
niet van toepassing
2.1.4. opspanning van het doek
niet van toepassing
2.2. verflaag (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
2.2.1. ondertekening en onderschildering
De ondertekening is nergens te zien en ook de onderschildering is bijna volledig bedekt door de opmaakverf. Alleen plaatselijk langs de contouren zijn dunne verflagen zichtbaar van wat een gekleurde onderschildering lijkt te zijn. Zo is langs het scheenbeen van Minerva onderliggende bruine verf zichtbaar en is bij haar duim en wijsvinger een klein stukje van een warmbruine onderschildering onbedekt gelaten. Mogelijk heeft de schilder in dit laatste geval de onderschildering bewust opengelaten als bruine schaduw. Bij de arm en bij de borsten van dezelfde figuur is te zien dat ook de geschilderde deur met bruin is onderschilderd. Onder de gele lucht ligt een wittig-gele verflaag, die zichtbaar is bij het hoofdje van de sfinx op de helm van Minerva, dat op deze wittig-gele onderlaag is geschilderd voordat de gele lucht werd aangebracht. Waarschijnlijk is deze wittig-gele verf alleen rondom de figuur van Overwinning aanwezig, want op andere plaatsen schemert alleen grijs, mogelijk de grondering, door de gele lucht. De vermiljoenrode rok van Minerva is onderschilderd met een mengsel van rode aarde, loodwit en wat fijn zwart (in één monster is ook een brokje smalt aangetroffen) (34/2 = fig. 1, 34/3, 2001/82). In dwarsdoorsnedes uit Minerva’s kuras (34/5) en uit de deur bij Hercules (2001/83) wordt de onderste laag, waarschijnlijk de onderschildering, gevormd door een bindmiddelrijke bruine verflaag, die verzeept is of anderszins gedegradeerd. Deze laag bevat orpiment en loodtingeel in verfdwarsdoorsnede 2001/83 en orpiment, loodwit, rode aarde, (aluminium?)silicaten (klei?), en een beetje zwart in 34/5.
fig. 1a
fig. 1b
fig. 1. Dwarsdoorsnede uit de rode rok van Minerva (34/2) in normaal licht (1a) en UV-licht (1b).
De rode lak fluoresceert roze. Eén grote korrel lak steekt door de vermiljoenverf naar de oppervlakte.
3. vernissen
2. rode opmaakverf: vermiljoen en rode lak, waarbij in de bovenste ca. 6 µm alle rode vermiljoendeeltjes zwart zijn geworden (max. ca. 30 µm)
1. roodbruine onderschildering: roodbruin, rood, wit en een enkel deeltje zwart pigment (20-60 µm)
2.2.2. opmaak
De volgorde van opmaken is verrassend. De deuren en de lucht in de achtergrond werden pas na de figuren geschilderd. De deur werd bijvoorbeeld pas na de handen van Minerva uitgewerkt en zelfs de decoratie op de deuren werd geschilderd na de figuur van Hercules. Ook elders heeft de schilder niet van achteren naar voren gewerkt. De verf van het been van Hercules loopt over de rode rok van Minerva en de rode franje om Minerva’s schild ligt over Hercules’ hiel. Na voltooiing van de kuit en de rode rok van Minerva werd tussen beide figuren een stukje blauwe lucht aangebracht. Het deel van het gewaad van Overwinning links van Minerva is geschilderd na haar borstkuras. Het lichaam van Overwinning daarentegen is vóór de veren van Minerva’s helm en Hercules’ leeuwenkop geschilderd. Dit wil niet zeggen dat in deze passage wel van achteren naar voren is gewerkt, aangezien in beide figuren veranderingen zijn aangebracht tijdens het schilderen en beide dus mogelijk wat later zijn voltooid. De bladertooi van Overwinning werd geschilderd over de gele lucht, die zelf ook pas in een laat stadium moet zijn aangebracht.
Bij het opmaken is vrijwel overal dekkende verf gebruikt, die weinig pasteus is. Alleen in de veren op de helm van Minerva is gebruikgemaakt van transparante verf, een dikke laag organisch rood glacis. De blaadjes in de krans van de Overwinning zijn semitransparant met een bindmiddelrijke verf geschilderd (2001/85). De verftoets is veelal zichtbaar gelaten (fig. 2). Ter aanduiding van haren zijn in het beschaduwde deel rechts van het hoofd van Overwinning krassen gezet in de natte verf (fig. 2).
fig. 2. Detail van het gezicht van Overwinning.
Het gezicht van Overwinning is vaardig geschilderd met lichtgele, grijze, witte, zalmroze en roodroze verven die slechts een weinig in elkaar zijn verdreven. In de donkere schaduwen naast het gezicht zijn jeugdbarsten ontstaan. Om haren te verbeelden heeft de schilder (met de achterkant van het penseel?) in de natte verf gekrast.
De schilder heeft opmerkelijk veel gebruikgemaakt van het gele pigment orpiment. De grote gele, glitterende deeltjes van dit arseensulfide zijn met de stereomicroscoop gemakkelijk herkenbaar. Het is gebruikt voor de basiskleur van de helm (34/4 = fig. 3), het borstkuras van Minerva (met loodwit, wat vermiljoen, gips en silicaatdeeltjes) en de hoogsels hierop (gecombineerd met krijt en/of gips, silicaten en mogelijk wat aardpigmenten (34/5)), voor de bruine deuren (in combinatie met loodwit, loodtingeel en kwarts (siliciumoxide)) en de hoogsels hierop (met kwarts (siliciumoxide) en een enkel deeltje loodwit (2001/83)), maar ook in de groene verf. In de bladerkrans op de helm van Minerva is het gecombineerd met azuriet (34/4 = fig. 3). Het is niet duidelijk of hier ook groene pigmenten zijn gebruikt. Aan het verfoppervlak werden groene deeltjes waargenomen, maar alleen azuriet werd in het monstermateriaal aangetoond (met Polarisatie Licht Microscopie).1 Orpiment is mogelijk ook gebruikt in de lauwerkrans die Overwinning vasthoudt (2001/85), zij het in mindere mate: de verf bevat hoofdzakelijk azuriet, gele en rode oker, loodtingeel, loodwit, bruin pigment en veel bindmiddel, dat de blaadjes enigszins transparant maakt. In de palmtak zijn met de stereomicroscoop alleen een groen pigment en een niet-glanzend geel (loodtingeel) te herkennen. Ook de gele lucht is geschilderd zonder orpiment en bevat loodwit, gele en rode aarde (2001/85).
fig. 3. Dwarsdoorsnede uit de krans op het hoofd van Minerva (34/4).
4. bladgroen, lichtgroen: azuriet, orpiment, loodwit, kwarts, wat rode aarde, smalt, (organisch) bruin, een beetje realgar (20-100 µm)
3. helm, semitransparant lichtbruin: geelbruin, organisch rood pigment, bruin, oranjerood, orpiment (20-35 µm)
2. helm, lichtbruin: loodwit, bruin, oranjerood, licht bruin, (fijn zwart) (15-40 µm)
1. grijze grondering: loodwit, bruin
In de verven met orpiment werd kwarts (siliciumoxide) aangetroffen. Het is mogelijk dat de schilder hier, net als in de herauten (cat. nrs. 37a-d), kwartszand in de verf mengde (34/4= fig. 3, 34/5, 2001/83). Mogelijk diende deze toevoeging om het wrijven van het natuurlijk orpiment te vergemakkelijken.
2.2.3. veranderingen tijdens het ontstaansproces
De houding van de figuren werd tijdens het schilderen aangepast. Vooral bij Minerva zijn op meerdere plaatsen veranderingen te zien. Donkere doorschemerende vormen in haar gezicht doen vermoeden dat het oog en de wenkbrauw in eerste instantie lager waren geschilderd. Haar linkervoet was eerst meer naar buiten gekeerd en moet zo goed als af zijn geweest toen hij werd gewijzigd. De gele verf van een sandaal met strik schemert door de bovenliggende verf. De definitieve voet is deels over de rode rok en de grond geschilderd, die beiden doorschemeren. Tegelijk met de wijzigingen aan de voet, werd de zoom van de rode rok iets hoger geplaatst waardoor meer been in zicht kwam. De decoratie op de eerdere zoom is nog herkenbaar onder de huidverf. Ook werd de rode rok verbreed bij de kuit over de donkere verf in de achtergrond. In het deel van het kuras bij de borsten werd de lichtval gecorrigeerd door het hooglicht minder steil te laten lopen. Voor de onderkant van het schild werd een hoekige vorm uitgespaard, maar uiteindelijk een krul geschilderd.
Evenals bij Minerva lijkt ook bij Hercules het gezicht in eerste instantie lager te hebben gezeten. Omdat de verf in het gezicht zeer dekkend is geschilderd, is hier niets van te zien. De palmtak van Overwinning loopt echter helemaal door achter de leeuwenkop op het hoofd van Hercules, wat erop duidt dat deze eerst lager gepositioneerd was. Bovendien zitten in het gezicht van Hercules veel jeugdbarsten waarin te zien is dat onder de rode huid een donkere kleur is gebruikt. Mogelijk ontstonden deze barsten doordat de schilder de vormen wijzigde op een nog niet gedroogde ondergrond. Ook in het lichaam is in jeugdbarsten een donkere verf zichtbaar.
2.2.4. verouderingsverschijnselen
Het schilderij vertoont meerdere verouderingsverschijnselen, waaronder het grijs worden van rode vermiljoenverf (vermiljoenziekte), de vorming van witte loodzepen aan het verfoppervlak, en het instorten van hoogsels met orpiment (fig. 9). Vermiljoenziekte is alleen aanwezig in de rode rok van Minerva, vooral onder het deurslot. De rode pluimen die ook uit vermiljoenrode verf lijken te bestaan en andere passages in het kleed zijn niet verkleurd. De verf onder het slot is beschadigd en zwart geworden door het vuil van handen die de deur hebben aangeraakt. Langs de rand van de deuropening is zelfs het hout zichtbaar geworden (fig. 8). Direct rond deze schade is het vermiljoen over het hele oppervlak grijs geworden (fig. 4). Iets verder daarvandaan zit de vergrijzing alleen op de toppen van de verfstructuur. Aan het uitgebeten craquelé in deze rode draperie is te zien dat de vermiljoenverf gevoelig is voor oplosmiddelen en te lijden heeft gehad van de diverse vernisafnames (fig. 7). Rechts van de deuropening zitten in het meest vergrijsde deel hardrode plekken, waar het grijze omzettingsproduct van de toppen van de verfstructuur is gepoetst.
fig. 4. Detail van de rode rok van Minerva.
Direct naast de schade in fig. 8 is het gehele oppervlak grijs geworden. In de grijs geworden verf zijn deeltjes rode lak herkenbaar die in de verf zijn gemengd (zie ook fig. 1).
In veel partijen liggen witte vlekken op het oppervlak, die zijn geïdentificeerd als geremineraliseerde loodzepen. Ze zijn onder andere te vinden in de oudroze toetsen langs de onderrand van Minerva’s kleed (fig. 5), in de roze huidkleur van Minerva’s arm (fig. 10), op bruine en gele verf, en in de grijze verf van de figuurtjes op de deuren (fig. 6). In de oudroze toetsen onderaan Minerva’s kleed zijn de loodzepen gevormd uit loodmenie (34A1, fig. 5), dat hier waarschijnlijk gecombineerd is met loodwit (het is niet zeker of de in de verf aangetroffen loodcarbonaten loodwit dan wel geremineraliseerde loodzepen zijn) en krijt. Het is aannemelijk dat ook in de andere partijen de loodzepen uit loodmenie zijn gevormd. De zepen lijken als platte vlekken op het oppervlak te liggen, maar in strijklicht is zichtbaar dat ze een beetje reliëf hebben.
fig. 5. Detail van de jurk van Minerva.
Witte geremineraliseerde loodzepen liggen als een platte korst op het verfoppervlak in een 3,5 cm lange roze toets op het gedecoreerde boord onderaan Minerva’s jurk.
Mogelijk is de verf in dit schilderij transparanter geworden, eveneens als gevolg van loodzeepvorming, want er schemeren hier en daar onderliggende (donkere) verflagen door, zoals in het gezicht van Minerva (verplaatst oog met wenkbrauw), het been van Hercules (kuit, bovenbeen) en de verplaatste voet van Minerva. Ook kan het effect van het doorschemeren van de grijze onderlaag door de gele lucht zijn versterkt door toegenomen transparantie.
Orpiment is in meerdere partijen gebruikt. Waar het is gebruikt in hoogsels, zoals in het kuras van Minerva, is het hoogsel ingezakt (fig. 9). Dit is waarschijnlijk het gevolg van het herorganiseren van de grove orpimentdeeltjes tijdens het langzaam drogen van de verf. Mogelijk had dit voorkomen kunnen worden door toevoeging van siccatieven aan de verf die een snellere droging zouden hebben bewerkstelligd.2
De bladeren van de tooi op het hoofd van Overwinning hebben een bruinige toon, die kan zijn ontstaan door veroudering van de bindmiddelrijke verf. Op de knie en elleboog van Hercules zitten rode verftoetsen die er erg mat uitzien. Ook hier is mogelijk sprake van een gedegradeerde verf.
Zoals verwacht zijn in het werk veel ouderdomsbarsten te vinden. Opvallend is hoezeer deze variëren in karakter. In het lichaam van Overwinning wordt de richting van de barsten deels bepaald door de verfstreek. Zo lopen ze horizontaal bij de ribben, maar bij de borst en daarboven ook verticaal en diagonaal. In de armen zijn deze barsten heel lang, evenals in de armen van Minerva. Deze geprononceerde barsten lijken gerelateerd aan het gebruik van loodwit. In de rode partijen bijvoorbeeld is het craquelé veel fijner. In het eveneens lichte incarnaat van Minerva’s been is opmerkelijk genoeg nauwelijks ouderdomscraquelé te zien. Ronde craquelépatronen, zoals in de bovenarm en knie van Hercules, zijn veroorzaakt door een stoot.
Opmerkelijker dan de variatie in ouderdomsbarsten, is de grote mate waarin krimpscheuren in de verf zijn ontstaan. Deze zogenaamde jeugdbarsten zijn te vinden in de huid van Hercules, in het beschaduwde haar van Overwinning (fig. 2), in het bladgroen rondom Overwinning, in de bruine verf op de deuren en in de rode rok van Minerva, waar deze over de donkere achtergrond ligt. Al met al lijkt het erop dat Van Couwenbergh de donkere verflagen niet lang genoeg heeft laten drogen alvorens verder te schilderen; met krimpscheuren als gevolg.
Op sommige plaatsen is de verf verpoetst, zoals de schaduw op de rug van Minerva. In de leeuwenmanen schemeren de toppen van de onderliggende verflaag sterk door de bruine verf. Ook dit lijkt veroorzaakt door verpoetsing. De buik van Hercules is in nog slechtere staat. De rode verf dekt niet als een continue laag en ziet er streperig uit. De onderliggende grijze laag, mogelijk de grondering, schemert door het rood. Ook hier zou sprake kunnen zijn van verpoetsing.
2.3. signatuur en opschriften
2.3.1. signatuur
op de omgekrulde onderkant van het schild van Minerva: CB.F. 1651
2.3.2. opschriften
geen
2.3.3 opschriften met houtskool op het pleisterwerk in de Oranjezaal
niet van toepassing
2.4. restauratie
2.4.1. onderzoeksgegevens restauratiegeschiedenis
Sporen aan de deur tonen dat deze oorspronkelijk uit één stuk bestond dat links scharnierde. De plaats van het oorspronkelijke slot is rechts in de geschilderde deur herkenbaar aan de vullingen met hout (fig. 6). Toen de deur doormidden werd gezaagd, zodat een dubbele deur ontstond, zijn rechts twee scharnieren toegevoegd en werd een nieuw slot geplaatst. Het huidige waarschijnlijk negentiende- eeuwse slot is ondersteboven gebruikt. De zaagsnede in het midden van de deur loopt schuin weg naar links, zodat er geen licht door de kier valt. Bij de ingreep werd uiterst rechts een smal latje van 1 cm breed aangezet, mogelijk om het verlies van hout bij het zagen te compenseren.
De linker scharnieren lijken origineel te zijn. In de deurstijl rechts zijn de beschadigingen, die werden gemaakt om nieuwe scharnieren te plaatsen, herkenbaar door de afwijkende toon van het goud en het reliëf van het oppervlak. Aan de bovenzijde van de deur zijn sporen van nagels aanwezig; het is niet duidelijk waartoe deze nagels hebben gediend.
fig 6. Detail van de decoratie op de geschilderde deur onder de elleboog van Hercules.
De gaten van het oorspronkelijke slot zijn met stukjes hout opgevuld. Waar het beslag heeft gezeten is geen verf aanwezig. Op twee plaatsen zit nog een nagel in het hout.
2.4.2. conditieopname voor de jongste behandeling
Door verzakking liep de voorstelling van het linkerdeel van de deur niet helemaal precies door in het rechterdeel. In de rechter deur was het messing tussen de twee eerste planken van rechts gebroken. Er zat veel was op het oppervlak, vooral onderin, dat hier waarschijnlijk terecht was gekomen bij het in de boenwas zetten van de vloer. Tussen de planken waren ca. 4 mm brede kieren ontstaan.
2.4.3. jongste behandeling
De vernislagen, oude wasresten en retouches zijn verwijderd. De kieren tussen de planken zijn met iets terugliggende latjes balsahout gevuld, die in gedempte tonen geretoucheerd zijn. Om het oppervlak niet te veel te laten glanzen is het niet gevernist, maar ingesmeerd met microkristallijne was.
Restauratoren: LiSp, AvG.
3. Documenten en bronnen
3.1. documenten en bronnen gerelateerd aan het ontstaan van het schilderij
3.1.1. geschreven bronnen
Gissinge van Van Campen, 10 Maij 1649 (KHA, A 14: Frederik Hendrik, inv. nr. XIII – 23, fol. 17): ‘de duer 200 200'.
3.1.2. tekeningen, olieverfschetsen
geen
4. Commentaar
De toegangsdeur tot de Oranjezaal, die thans uit twee delen bestaat, was aanvankelijk een enkele deur. Sporen van het oorspronkelijke slot zijn rechts in het hout te vinden (fig. 6). De scharnieren links, waarschijnlijk de oorspronkelijke, zijn niet identiek aan de scharnieren rechts. Op een prent van Daniel Marot van het grote bal dat in december 1686 in de Oranjezaal werd gehouden, is te zien dat de deur reeds uit twee delen bestaat. In het geval dat deze prent de feitelijke situatie correct weergeeft, zal de deur naar alle waarschijnlijkheid ook in datzelfde jaar 1686 zijn gesplitst, toen Amalia’s dochter Albertine Agnes het vruchtgebruik van Huis ten Bosch overdroeg aan Prins Willem III.3 Er is echter ook aanleiding te veronderstellen dat de splitsing pas in de vroege negentiende eeuw heeft plaatsgevonden. Het huidige slot op de deuren is namelijk van jongere datum en ook de afwerking op de, bij het verzagen ontstane, kopse kanten van de deuren kent een relatief korte geschiedenis. De eerste verflaag lijkt pas te zijn aangebracht omstreeks 1806, zo leert een vergelijking met de laagopbouw op andere houten onderdelen in de Oranjezaal.4 Hierbij kan worden aangetekend dat de nieuwe toegangsdeur die omstreeks 1806 in de westwand werd gemaakt, eveneens een dubbele deur is. Christiaen van Couwenbergh voorzag de toegangsdeur tot de Oranjezaal van een trompe-l’oeil-schildering met een dubbele deur, die door Minerva en Hercules met kracht geopend wordt. Indien de verandering van een enkele naar een dubbele deur inderdaad pas aan het begin van de negentiende eeuw werd doorgevoerd, zou de trompe-l’oeil-geschilderde deur de aanleiding voor Marot kunnen zijn geweest om de echte deur in zijn prent als dubbele deur weer te geven.
De dubbele deur is niet louter als trompe-l’oeil-motief toegepast, maar speelt bovendien een rol in de betekenis van de voorstelling. Peter-Raupp beargumenteerde dat Minerva en Hercules vorstelijke deugden personifiëren, die Vrede mogelijk maken. In die hoedanigheid komen zij ook al gezamenlijk voor als beelden aan weerszijden van de doorgang in een van de triomfbogen die als tijdelijke decoratie werd opgericht bij de blijde intocht van aartshertog Ernst van Oostenrijk in 1594 te Antwerpen.5 De decoratie van deze triomfpoort kan als de direct typologische voorloper van de deur in de Oranjezaal gezien worden. In de dankzij de inspanning van Minerva en Hercules geopende deuren, verschijnt een door een lichtkrans omgeven vrouw, die lange tijd als Vrede werd beschouwd.6 Door de opgehouden laurierkrans in haar rechter- en de palmtak in haar linkerhand moet zij echter veeleer als personificatie van Overwinning worden gezien, zoals Brenninkmeyer-de Rooij onder verwijziging naar Ripa naar voren bracht.7 Bovendien merkte deze auteur op dat de hoofdtooi van de vrouw, bestaande uit een laurierkrans, een schepenkroon en een krans van eikenbladeren, apart verklaard moet worden. Voor een verklaring voert zij een embleem van Camerarius op van een krans bestaande uit olijftakken, laurier- en eikenloof op een altaar, met een onderschrift dat in vertaling luidt: ‘een kroon van laurier, eiken- en olijfblad, een bevelhebber waardig, siert de verstandige, dappere en vredelievende man’. Op grond hiervan stelt Brenninkmeyer-De Rooij, met een slag om de arm, de volgende duiding van de voorstelling voor: Hercules en Minerva openen de deuren voor Overwinning, die een krans draagt voor de aanvoerder van het leger, Frederik Hendrik. Door deze duiding is er ook een inhoudelijke samenhang gelegd tussen de voorstelling op de deur, het reliëf boven het fronton dat de deur bekroont met strijdende ruiters die een olijfkrans omhoog houden door Pieter Adriaensz ’t Hooft (cat. nr. 20), en het grote schilderij van Van Thulden daarboven, waarin de Nederlandse Maagd Frederik Hendrik het opperbevel aanbiedt (cat. nr. 16).
In haar boek over de Oranjezaal karakteriseert Peter-Raupp de voorstelling met Minerva en Hercules op de toegangsdeur als uniek. Dat de kwalificatie ‘uniek’ een hachelijke zaak is, illustreert Brenninkmeyer-De Rooij met behulp van een zeer verwante, zij het wat uitgebreidere compositie van Van Campen. Het betreft een niet-uitgevoerd ontwerp voor de decoratie van de buitenzijde van de Kryg-raets Sael in het Amsterdamse stadhuis, dat is te vinden in Jakob Vennekools Afbeelding van ’t Stadt Huys uit 1661. Ook hier openen Hercules en Minerva twee, veel hogere deuren voor een op een wagen gezeten vrouw, die van dezelfde attributen is voorzien als de vrouw in de deuropening op Van Couwenberghs schildering in de Oranjezaal. Achter haar zijn vlaggen te zien, boven haar zweeft Faam. De grote formele overeenkomst tussen dit ontwerp voor het Amsterdamse stadhuis en de door Van Couwenbergh uitgevoerde voorstelling op de Oranjezaal-deur bevestigt nogmaals dat Van Campen verantwoordelijk was voor alle ontwerpen voor de Oranjezaal.8 Bovendien blijkt hieruit dat hij (delen van) een voorstelling hergebruikte, zoals ook kan worden geconstateerd bij het Deel van de triomfstoet, met offerstier van De Grebber (cat. nr. 22), het Deel van de triomfstoet, met gevangenen van Van Thulden (cat. nr. 29), Van Campens eigen Apollo en Aurora in het gewelf (cat. nr. 01a) en tevens bij twee werken van Van Honthorst: De ontscheping van Mary Stuart en de begroeting van Willem II (cat. nr. 27) en Het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia van Solms (cat. nr. 26).
Schildertechniek en picturale middelen (Margriet van Eikema Hommes en Lidwien Speleers)
Waar in de delen met de triomfstoet de belichting samenhangt met de plaats ten opzichte van de raampartij in de zuidwand, is dat bij deze deur niet het geval. In plaats van een frontale belichting, die past bij de positie recht tegenover de ramen, worden de figuren van linksboven belicht. Achter Overwinning is ook een felgeel schijnsel uitgebeeld.
In vergelijking met zijn andere, vlot uitgevoerde stukken in de Oranjezaal, hanteerde Van Couwenbergh bij deze voorstelling op de deur een bewerkelijker manier van schilderen. De gehele voorstelling is eerst in onderschildering opgezet, terwijl dit stadium bij de andere stukken veelal ontbreekt. Een vergelijking tussen de rode rok van Minerva en de rode kleding van de herauten (cat. nrs. 37a-d) is in dit opzicht illustratief. De herautenkleding bestaat uit niet meer dan een dunne transparante rode verflaag in de schaduwen en toetsen dekkende rode verf in de belichte partijen. Minerva’s rok is daarentegen eerst onderschilderd met rode aarde. Deze basislaag is vervolgens geheel bedekt met verf, die vermiljoen en rode lak bevat, waarop vervolgens met meer bruine verf de plooien zijn aangeduid.
Ook de vele verschuivingen tijdens het schilderproces duiden bij deze deur op een meer gecompliceerde vervaardiging. Bij de herauten, die deels in Van Couwenberghs atelier en deels in situ zijn gemaakt, bleek dat voor de in het atelier vervaardigde delen een bewerkelijker manier van schilderen is gekozen dan voor de in de Oranjezaal geschilderde delen. Dit doet vermoeden dat deze deur eveneens in de werkplaats van Van Couwenbergh is geschilderd. Sporen in de verf tonen aan dat de deur al was voorzien van een slot en scharnieren voordat deze werd beschilderd (fig. 6).
fig. 7. Detail van de rode rok van Minerva met vermiljoenziekte.
Alleen de toppen van de verfstructuur zijn grijs verkleurd. Oplosmiddelen hebben het craquelé uitgebeten.
Het trompe-l’oeil-effect van de schildering wordt verstoord door diverse verouderingsverschijnselen en latere ingrepen. Zo heeft de zogenaamde vermiljoenziekte de verschijning van de rode rok van Minerva ingrijpend veranderd. Beneden het niet-authentieke slot, waar vele handen de deur hebben dichtgeduwd, is de verf beschadigd en tot op het hout afgebladderd. Hieromheen is het rode kwiksulfidepigment vermiljoen omgezet in zwart metallisch kwik (fig. 8). In combinatie met de witte kwikchloride, dat hieruit weer wordt gevormd, heeft deze reactie geresulteerd in een grijsverkleuring van de verf (fig. 4 en 7).9 Het chloride dat voor deze reacties nodig is, kan zijn geleverd door het zout van handen, die de verf hebben aangeraakt bij het gebruik van de deur.
fig. 8. Detail van de beschadiging onder het slot vóór de restauratie.
Door de aanraking met vele handen is de verf vuil geworden en is verfverlies tot op het hout opgetreden. Rond de schade is de rode vermiljoenverf grijs geworden en bovendien is op de verkleurde gebieden het vernis wit uitgeslagen.
Een ander storend verouderingsverschijnsel heeft plaatsgevonden in de met orpiment geschilderde hooglichten in de gele en bruine partijen. In de Oranjezaal gebruikte alleen Van Couwenbergh dit glinsterend geel arseensulfidepigment, niet alleen in deze deur maar tevens in zijn herauten (cat. nrs. 37a-d). In deze schilderingen zijn de oorspronkelijke pasteuze hooglichten als het ware 'ingestort', waarschijnlijk als gevolg van de herschikking van de platte orpimentdeeltjes tijdens de uiterst langzame droging van de verf (fig. 9). De groene partijen met orpiment zijn wel in goede staat. Dit is opmerkelijk, aangezien de door Van Couwenbergh gebruikte combinatie van orpiment met een koperhoudend pigment, azuriet (fig. 3), juist van oudsher in schilderstractaten werd afgeraden.10 Mogelijk hebben andere pigmenten in de groene verf, waaronder loodwit, een reactie voorkomen.
fig. 9. Detail van het kuras van Minerva.
De griffioen komt tot leven doordat hij onder de band uit lijkt te willen komen. De hoogsels met orpiment zijn ingezakt.
Ook het zichtbaar worden van pentimenti heeft het trompe-l’oeil-effect negatief beïnvloed. In het gezicht van Minerva bijvoorbeeld, schemeren weggeschilderde vormen door de verf heen doordat deze bij veroudering transparanter is geworden als gevolg van de vorming van loodzepen. De vorming van loodzepen is ook elders in het werk evident (fig. 5 en 10). Tevens zijn jeugdbarsten ontstaan in het gezicht en de romp van Hercules, toen zijn houding werd gewijzigd terwijl de onderliggende verf nog niet helemaal droog was. In de jeugdbarsten is de afgedekte donkere verf zichtbaar geworden.
Terwijl de genoemde, verf-gerelateerde verouderingsverschijnselen bij de recente restauratie zichtbaar zijn gelaten, zijn de door krimp van het hout ontstane kieren tussen de planken wel behandeld. Ze zijn minder opvallend gemaakt door ze te vullen met iets terugliggende stukjes hout die in gedempte tinten op kleur zijn gebracht. De grootste verstoring van het trompe-l’oeil is het gevolg van de vroege ingreep, waarbij de enkele deur een dubbele werd. Hierdoor loopt er nu dwars door de voorstelling een grote kier, die geflankeerd wordt door sluitwerk.
fig. 10. Detail van de arm van Minerva.
Witte platte loodzepen op de arm van Minerva. De hoogte van de afbeelding is in werkelijkheid ca. 6,5 mm.
Met dank aan Arie Wallert, Rijksmuseum Amsterdam.
Van Loon 2008, pp. 86-87. In historische bronnen wordt aangeraden de orpimentverf te verrijken met drogers, zoals glas, aluin, zinksulfaat, loodmenie of andere looddrogers.
Loonstra 1985, pp. 53-54.
Met dank aan Ruth Jongsma, die het kleuronderzoek verrichte in de Oranjezaal. Monsternr. 34/1.
Peter-Raupp 1980, pp. 96-97.
Slothouwer 1945, p. 205; Van Gelder 1948/1949, p. 151.
Brenninkmeyer-De Rooij 1982, pp. 137-138.
Brenninkmeyer-De Rooij 1982, pp. 138-139.
Keune en Boon 2005; Keune 2005, pp. 93-112.
West Fitzhugh 1997, p. 52.